woensdag 27 november 2013

Eerlijk zullen we alles delen


Sint Maarten is net geweest en Sinterklaas is in aantocht. Het zijn feesten die ons eraan herinneren hoe belangrijk delen is.

Binnen de matchingsregeling Cultuureducatie met Kwaliteit hebben 54 centrale aanvragers geld gekregen om in hun regio samen met het onderwijs en het culturele veld een kwaliteitsimpuls te geven aan binnenschoolse cultuureducatie. Met z'n allen besteden zij aandacht aan doorlopende leerlijnen, deskundigheidsbevordering en een stevig netwerk. Zou het geen gemiste kans zijn als zij hun bevindingen en ervaringen niet onderling en met anderen zouden delen? En bij elkaar zouden lenen en afkijken? Het antwoord is duidelijk: ja! Daarom organiseert het Fonds op 12 december a.s. een werkconferentie in Amersfoort, waar het hele programma draait om durven delen, durven brengen en durven vragen.

Durven delen
Het delen van spullen lijkt een nieuwe trend. Kenners van de deeleconomie of de samenwerkende consumptie, zoals deze trend genoemd wordt, stellen dat er een nieuwe generatie opgroeit die bewuster is, die geen huis vol spullen meer nodig heeft, die bij lenen en vragen geen belemmering meer voelt. Initiatieven die het delen faciliteren schieten als paddenstoelen uit de grond en voor een aantal hiervan is er bijvoorbeeld het samenwerkingsplatform Sharenl.nl.

Durven brengen
Wat voor spullen geldt, geldt ook (en misschien zelfs wel meer) voor vaardigheden, kennis en kwaliteiten. Die kun je niet inkopen, dus die moet je wel lenen. Alleen, het brengen van kwaliteiten blijkt een stuk moeilijker dan het delen van producten. Om je vaardigheden in te durven brengen, moet je elkaar kunnen vertrouwen. Weten dat de ander geen misbruik van jouw openheid maakt. En geloven dat er een wederdienst tegenover staat. Toch ontstaan er ook steeds meer van dit soort initiatieven, zoals bijvoorbeeld Konnektid of Jij maakt het mee.

Durven vragen
Zelfs als we elkaar voldoende vertrouwen om te durven brengen, is er nog altijd het probleem dat we zelf niet altijd (h)erkennen waar wij goed of zelfs beter in zijn dan de ander. En het zit al helemaal niet in onze Hollandse aard om daarover op te scheppen. Dan helpt het als je direct gevraagd wordt, zoals ook het succesvolle initiatief Durf te vragen laat zien.

Conferentie 12 december
Op de conferentie van 12 december willen we een flinke impuls geven aan het delen, brengen en vragen. Daarom vragen we alle deelnemers vier ingrediënten mee te nemen die smaak aan de dag geven:
1) een ingrediënt voor het ruilrestaurant voor bij de borrel;
2) een lievelingslied;
3) jezelf, met al je kwaliteiten, inzichten, eigenaardigheden en rauwe randjes, om in te zetten tijdens de verschillende programmaonderdelen;
4) een vraag waarmee je kampt binnen de activiteiten Cultuureducatie met Kwaliteit. Deze vraag draag je gedurende de gehele conferentie letterlijk met je mee. En je mag hem stellen aan alle andere aanwezigen, die hem met hun kwaliteiten, inzichten, eigenaardigheden en rauwe randjes op geheel eigen wijze kunnen beantwoorden.

Wat is jouw vraag? En wat heb je van anderen nodig om die te kunnen beantwoorden? Je kunt daar vast een voorschot op nemen, door hem in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op Linkedin te plaatsen. Ik wil wel het eerste schaap zijn dat over de dam gaat. Voel je vrij te reageren. En zelf je vraag te plaatsen. Tot 12 december!

Tynke Hiemstra
Programmacoördinator Cultuureducatie met Kwaliteit

vrijdag 22 november 2013

Beeldende ontwikkeling: een betere tekening maken


Vorige week bezocht ik een presentatie van Liesbeth Kleuver, vakleerkracht beeldende vorming op basisschool de Hilversumse Schoolvereniging (en daarnaast columnist voor de Nieuwsbrief Cultuurcoördinator en redacteur bij Kunstzone). Op haar school werken vakleerkrachten beeldend en muziek die hoge eisen stellen aan hun leerlingen. Ze ontwikkelen hun eigen doorlopende leerlijn waarin het onderwijsaanbod over de verschillende leerjaren is opgebouwd en op elkaar afgestemd.

De leerlijn beeldend van Liesbeth is een geheel van zorgvuldig opgebouwde lessen voor groep drie tot en met groep acht. In die lessen staan steeds bepaalde onderwerpen centraal, waarbij verschillende beeldaspecten worden benadrukt. Door de jaren heen leren leerlingen werken met verschillende materialen (zoals textiel, hout, klei, papier, steen) en technieken (bijvoorbeeld druktechnieken, schilderen en gemengde technieken). Liesbeth ziet haar leerlingen door de lessen steeds vaardiger worden op beeldend vlak.

Toch begrijpen collega's niet goed hoe leerlingen zich via zo’n leerlijn beeldend ontwikkelen. Bij taal en rekenen snappen ze dat er sprake is van een opbouw in niveau. Groepsleerkrachten werken met referentieniveaus voor deze vakken: een systematische beschrijving van wat leerlingen in opeenvolgende fasen van het onderwijs aan basisvaardigheden moeten kennen en kunnen. Hoe zit het nu met die niveaus in de beeldende ontwikkeling? Hoe maak je die zichtbaar?

Aan de hand van het plaatje boven deze blog, liet Liesbeth ons zien hoe zij de beeldende ontwikkeling van leerlingen in haar onderwijs inzichtelijk weet te maken. Op het plaatje zien we het beeldend werk van één leerling in opeenvolgende groepen. De leerling bouwt voort op wat hij eerder leerde, kan zich gaandeweg beter uitdrukken in techniek en materiaal, en dat zie je terug in het werk. Liesbeth doet wat belangrijk is: de ontwikkeling volgen en beoordelen. Zodoende wordt ook de kwaliteit van cultuureducatie in kaart gebracht!

Er zijn ook andere manieren van opbouw en samenhang mogelijk. Zo maakte VONKC (Vereniging Onderwijs Kunst en Cultuur) een leerplan voor het vakgebied Beeldende kunst en vormgeving, voor 4- tot 14-jarigen, met leerlijnen voor visualiseren, creatief denken en beschouwen. De kern van de landelijke SLO-leerlijn wordt het creatieve proces en de ontwikkeling van de leerling. Hoe bouwt u leerlijnen op die bijdragen aan 'betere tekeningen'?

Welke opbouw en samenhang kenmerken de leerlijnen die u ontwikkelt? Ik hoor er graag over in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit of in het netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

Vera Meewis
Projectmedewerker Onderzoek & Cultuureducatie

woensdag 20 november 2013

Rotjes en vuurwerk voor een Kwaliteitsagenda Cultuuronderwijs


November scoort hoog als het om cultuureducatiefeestjes gaat. In Groningen, Utrecht, Warmond en Maastricht gaat het programma Cultuureducatie met Kwaliteit van start en vast niet alleen daar. De aanpak is goed overdacht, afspraken met scholen zijn gemaakt en meewerkende culturele instellingen zijn passend ingezet: nu is het dan zover! Iedereen is aan de slag met de ontwikkeling en implementatie van leerlijnen, met professionalisering van leerkrachten en met duurzame samenwerking met lokale culturele instellingen.

Er zijn veel overeenkomsten tussen doelen en opzet van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit en de Kwaliteitsagenda Primair Onderwijs. De kwaliteitsagenda is gericht op het taal- en rekenonderwijs – al sinds 2007 - en er is veel geld mee gemoeid. Doel van de agenda is te zorgen dat leerkrachten beter taal- en rekenonderwijs gaan geven zodat de taal- en rekenprestaties van kinderen verbeteren. Dit is van belang als we willen blijven meedoen in de mondiale kenniseconomie, iets wat ons uiteindelijk allemaal ten goede komt. In politiek jargon: ‘de kwaliteit van menselijk kapitaal leidt tot een hogere productiviteit en meer innovatie en uiteindelijk tot een hogere welvaart’.

En dan het programma Cultuureducatie met Kwaliteit. Dit programma is gericht op kunstbeoefening en brede vorming, voornamelijk gericht op het verwerven van vaardigheden die belangrijk zijn om persoonlijk en maatschappelijk beter te functioneren. Vaardigheden die vaak genoemd worden zijn kritisch denken, probleemoplossend vermogen, samenwerken, creativiteit, innovatie, flexibiliteit en aanpassingsvermogen. En deze zijn nodig, aldus de politiek, voor ‘de persoonlijke ontwikkeling en voor de creativiteit van onze samenleving als geheel’. Er wordt ingezet op leerlijnen, goed onderwijs en op leerkrachten die beter lesgeven zodat leerlingen zich meer ontwikkelen.

De looptijd van het landelijke programma Cultuureducatie met Kwaliteit is, vergeleken met die van de agenda voor taal en rekenen, kort - vier jaar - en de omvang van het budget is stukken kleiner. Gevolg: lang niet alle scholen kunnen meedoen. Dit terwijl we met cultuuronderwijs hetzelfde willen bereiken. Zelfs meer: een brede vorming van de leerling en een verrijking van onze kennissamenleving, zodat we mondiaal mee blijven tellen en onze kinderen ook welvaart kennen.

Dus als de strategische doelen en instrumenten voor taal, rekenen en cultuuronderwijs hetzelfde zijn, waarom dan ook niet voor cultuureducatie een langjarig traject en veel meer geld, zodat alle scholen en alle leerlingen mee kunnen doen? Mijn stelling deze week in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn: maak van het landelijk programma Cultuureducatie met Kwaliteit de Kwaliteitsagenda voor Cultuuronderwijs!

Piet Hagenaars,
Senior Onderzoek LKCA

woensdag 13 november 2013

Wie de jeugd heeft … ?


‘De toekomst van onze cultuur ligt in de handen van een paar kinderen. […] Zullen ze vinden wat ze zoeken: genoeg cultuuronderwijs om de verbeeldingskracht te behouden?’ Prikkelende zinnen uit de trailer voor een film die vandaag in première gaat tijdens de aftrap van Cultuureducatie met Kwaliteit in Groningen. In de film gaan drie kinderen op zoek naar cultuuronderwijs in de stad en provincie. De film kent ongetwijfeld een happy end, maar het zal toch een zoektocht zijn. Een flink deel van Groningen is namelijk krimpgebied.

En krimpgebieden, zoals Noord- en Oost-Groningen, Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg hebben de nodige problemen: daling van het (niet altijd rijke culturele) voorzieningenaanbod, economische achteruitgang en leefbaarheid die in de knel komt. Voor cultuuronderwijs ligt gebruik maken van erfgoed in de omgeving voor de hand, maar door de economische crisis zijn de middelen om erfgoed in te zetten en te beschermen beperkt.

Tegelijkertijd worden, met initiatieven als Kreatief met krimp van de provincie Drenthe, impulsen gegeven om met kunst en cultuur de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van krimpgebieden te vergroten. Al doende wordt ook het werkveld van kunstenaars uitgebreid: op de landelijke inspiratiedag Krimpgebieden vertellen kunstenaars over hun bijdrage aan participatieprojecten in zulke gebieden én over de potentie van het platteland.

Deze impulsen ten spijt, is het niet eenvoudig om de kwaliteit van cultuuronderwijs in krimpgebieden te waarborgen. Hoewel onderwijs juist in deze gebieden van groot belang is voor de toekomst, kampen scholen met veel problemen: minder geld, minder leerlingen, minder leerkrachten (weinig divers personeelsbestand), vaak ook kinderen van lager opgeleide ouders. Rekenen en taal zijn van groot belang voor iedere school, maar voor deze scholen nog meer, waardoor cultuuronderwijs in de verdrukking komt.

Hoe een school dan toch goed cultuuronderwijs kan bieden in een krimpgebied, is twee jaar geleden onderzocht door de Cultuurwerkplaats van de Hanzehogeschool. Enkele conclusies: Leerkrachten, directeuren en begeleiders van leerkrachten moeten cultuuronderwijs combineren en integreren in het curriculum. De leerkracht moet sterk zijn in (vak)didactiek en bovendien voldoende kennis hebben van de culturele omgeving om samen met partners een goed programma tot stand te brengen dat aansluit op het curriculum.

En dan blijkt dat de toekomst van onze cultuur niet alleen ligt in de handen van een paar kinderen tijdens hun zoektocht, maar vooral in die van competente leerkrachten. Als leerkrachten onvoldoende competent zijn voor het geven van cultuuronderwijs, leren leerlingen te weinig om er zelf mee verder te gaan. Of kinderen kennismaken met cultuur is dan vooral afhankelijk van de aandacht daarvoor in het gezin. Kinderen met laagopgeleide ouders zijn daarvan de dupe, omdat in hun gezinnen doorgaans weinig aandacht is voor kunst en cultuur.

Welke kansen ziet u voor cultuuronderwijs in krimpgebieden? En in hoeverre voorziet het landelijke programma Cultuureducatie met Kwaliteit in een waarborging van die kwaliteit? Ik ontmoet u graag in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn.

Marie-José Kommers
Projectleider cultuureducatie

woensdag 6 november 2013

Naar een brede kijk op onderwijskwaliteit



Het Nederlandse onderwijs is verschraald door de eenzijdige aandacht voor taal en rekenen, en doordat meetbare doelen de maatstaf zijn geworden. Er is een smalle kijk ontstaan op onderwijskwaliteit, met te weinig aandacht voor het bredere vakkenaanbod en algemene vorming. Dat stelt de Onderwijsraad in het deze week uitgebrachte advies Een smalle kijk op onderwijskwaliteit. De stand van educatief Nederland 2013. Elke vier jaar maakt de raad met een rapport de stand van educatief Nederland op.

Zoals Onderwijsraad-voorzitter Geert ten Dam het verwoordde in NRC Handelsblad (Opinie & Debat, 2 november): 'Zeker, de prestaties in de vakken Nederlands en rekenen/wiskunde moesten omhoog. Maar de nieuwe generatie moet over meer bagage beschikken.' Ze noemt onder meer cultuureducatie, geschiedenis, filosofie en allerlei 21st century skills 'onontbeerlijk' voor leerlingen om hun weg in de samenleving te kunnen vinden.

Een verademing dat dit nu uit 'onverdachte' hoek zo duidelijk gesteld wordt. In mijn eerdere bijdrage aan het blogcollectief wees ik er al op dat goed cultuuronderwijs nog te zeer uitsluitend een speerpunt van cultuurbeleid en –sector is, en meer steun en prioriteit vanuit onderwijsbeleid en –sector verdient. Dit advies van juist de Onderwijsraad komt dus als geroepen! Als het programma Cultuureducatie met Kwaliteit íets zou moeten bewerkstelligen, dan is het toch wel dat de brede vormende taak van het onderwijs structureel even veel aandacht en gewicht krijgt als taal en rekenen. Commitment vanuit het onderwijs zélf is daarbij onontbeerlijk. De steun van de Onderwijsraad is een goed begin!

Wat adviseert de Onderwijsraad nu? Ten eerste pleit de raad voor meer visie op wat leerlingen moeten leren. Scholen en beleidsmakers moeten ook de opbrengsten van brede vakken en vorming (waaronder cultuureducatie en skills) inzichtelijk maken, met meer dan alleen getalsmatige indicatoren. Daarnaast pleit de raad voor meer sturing door de overheid op hoofdlijnen en regie bij belangrijke bestuurlijke vraagstukken. Anderzijds moeten scholen juist meer ruimte krijgen bij de inhoud van het onderwijs. Dat vereist meer professionaliteit in het onderwijsveld. Tot slot pleit de raad voor meer waardering van niet-cognitieve capaciteiten. Daarmee doelt de raad op skills als creativiteit, probleemoplossend vermogen, samenwerking, culturele sensitiviteit, vakmanschap en ICT-geletterdheid.

Vanuit de optiek van goed cultuuronderwijs kun je deze aanbevelingen niet anders dan met instemming lezen. Verder doen ze me sterk denken aan wat ik afgelopen week op tv zag over het toch wederom inspirerende voorbeeld van het onderwijs in Finland. Morgan Spurlock liet in een aflevering van de documentaireserie Inside Man zien hoe men daar onderwijs van hoge kwaliteit realiseert. Er wordt veel geïnvesteerd in de opleiding en kwaliteit van leraren, er worden duidelijke kaders gesteld, maar daarbinnen hebben scholen en leraren veel ruimte (lees: veel verantwoordelijkheid en vertrouwen, met weinig toetsing) om vanuit hun professionaliteit invulling te geven aan goed, breed vormend onderwijs.

Meer aandacht dus voor bredere vorming! De steun van de Onderwijsraad is een goed begin. Hoe kunnen we mét het onderwijs daadwerkelijk deze omslag realiseren? Praat mee in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn.

Michiel de Wit,
Communicatieadviseur LKCA