donderdag 26 juni 2014

Excellente scholen hebben goed cultuuronderwijs, en dat is geen toeval


Het mag richting einde schooljaar wel eens luid en duidelijk gezegd: Nederland kent een aantal excellente basisscholen, ook in de kunstvakken. Om in aanmerking te komen voor het predicaat kunnen scholen zich elk voorjaar aanmelden bij www.excellentescholen.nl. Een jury beoordeelt vervolgens de leerprestaties van de school, maar kijkt ook hoe de school inspeelt op specifieke eigenschappen van de leerlingen. Ze let op de kwaliteit van het team en op het schoolklimaat. Het gaat om excellentie in de breedte. Dus niet enkel scholen met de hoogste doorstroom naar het vwo, wat eens te meer aangeeft dat ‘meetbaarheid’ slechts een gedeelte van succes kan aantonen. Bij scholen die uitblinken gaat het om de context waarin ze werken.

Tijdens de landelijke conferentie over cultuureducatie, vorige week in Den Haag, konden we kennismaken met de directeuren van twee van zulke excellente scholen: Aart Molendijk van de Wegwijzer uit Wijk bij Duurstede en Ellen Hal van de Haagse Liduina basisschool. Het publiek hing al snel aan hun lippen. Wát een bevlogenheid en wát een brede kijk op de ontwikkeling van hun kinderen. Eens te meer werd duidelijk dat het een schijntegenstelling is: taal en rekenen tegenover de kunst. Wie aan drama doet, speelt op hoog niveau met taal. En de verbinding tussen muziek en de wereld van getallen is even snel gemaakt. Wie kijkt bij het overzicht van excellente scholen vindt meer voorbeelden van basisscholen die werk maken van cultuur: De Grebbe uit Bergen op Zoom of De Fontein uit Westerhaar.

Het zou interessant zijn de relatie tussen excellentie van de school en het cultuuronderwijs verder te onderzoeken. Waar zit ‘m de kwaliteit dan in? Zijn het de vakleerkrachten zoals De Wegwijzer die inzet, over de volle breedte van de kunsten? Is het de samenwerking met het culturele veld (de schooldirecteur roemde ook de samenwerking met Kunst Centraal)? Wat betekenen de portfolio’s die in opkomst zijn voor de beoordeling van kinderen? Hoe is het verband met de overige vakken vormgegeven?

Ik vermoed dat het allemaal relevante factoren zijn, zoals ook onderwijskundig leiderschap en de betrokkenheid van het hele team meespelen. Een ding weet ik zeker. Het verband tussen de excellentie en de kunstvakken berust niet op toeval. Dat is een kwestie van bewust beleid.

Deelt u mijn overtuiging? Of juist helemaal niet? Laten we dit gesprek voortzetten in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn.

Jan Jaap Knol
directeur Fonds voor Cultuurparticipatie

woensdag 18 juni 2014

Dé 21st century skill?

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het Nederlandse curriculum voldoet aan eigentijdse eisen? Eigenlijk altijd een actuele vraag, omdat onderwijs een belangrijk aandeel heeft in de toekomst van onze kinderen. Maar nu net wat actueler omdat de Onderwijsraad in haar advies Een eigentijds curriculum constateert dat het curriculum niet systematisch genoeg vernieuwd wordt. Noodzakelijke (vak)vernieuwingen vinden vaak niet, te laat of te geïsoleerd plaats.

De raad benadrukt het toenemende belang van de 21st century skills. In het advies worden drie clusters van deze skills onderscheiden: (denk)vaardigheden zoals ict-geletterdheid, probleemoplossend vermogen, kritisch denken, creativiteit. Sociale competenties zoals samenwerking, communicatie, sociale vaardigheden en culturele sensitiviteit. En metacognitie, kennis van het eigen cognitief functioneren en de vaardigheid om het leren te sturen.

Natuurlijk zijn al deze skills nuttig. Maar ook nogal oppervlakkig en voor de hand liggend. Ze mogen dan niet expliciet in de kerndoelen of het schoolleerplan zijn opgenomen, iedere leraar zorgt er toch voor dat zijn of haar leerlingen dit soort competenties opdoen? De leraar is uiteindelijk degene die vorm geeft aan onderwijs.

Op ons leergebied gebeurt er juist veel aan vernieuwing van curricula. Overal in het land worden leerlijnen voor cultuuronderwijs of voor afzonderlijke disciplines ontwikkeld die aansluiten bij de lokale context. En landelijk zijn er twee leerplankaders ontwikkeld. Het leerplankader Cultuur in de Spiegel en het leerplankader kunstzinnige oriëntatie van SLO.

SLO biedt méér dan alleen dat kader, namelijk een online cursus Curriculumontwerp. Je leert er onderwijs ontwikkelen; vanuit een les een lessenreeks opbouwen, passend in een leerlijn en binnen de visie van je school. Dit lijkt mij dé noodzakelijke skill om eigentijds cultuuronderwijs concreet inhoud te geven in de praktijk.

Neem het rijtje skills niet klakkeloos over maar zie het als een aanleiding om te vernieuwen. Om zelf kritisch na te denken - weer zo'n skill - over de vraag wat je leerlingen wilt bijbrengen met cultuuronderwijs, met welke strategieën je dat doet, en hoe je aanhaakt bij de intrinsieke motivatie van kinderen om te leren.

Is het kunnen ontwerpen van lessen, lessenseries, leerlijnen en curricula niet de belangrijkste skill voor de hedendaagse leerkracht? En zijn er instellingen die vanuit hún expertise leraren hierbij begeleiden in het kader van Cultuureducatie met Kwaliteit? Zie ik u op LinkedIn?

Vera Meewis
Medewerker onderzoek LKCA

woensdag 11 juni 2014

Nieuwe bibliotheekwet trendsettend voor cultuurparticipatie?


Een bibliotheek is voor mij nog niet direct een centrum voor kunst en cultuur. Kernfuncties zijn in mijn optiek 'lezen, leren en informeren'. Natuurlijk hoort daar leesbevordering bij, en een programma als de bibliotheek op school waarin gewerkt wordt aan de school als ideale lees- en mediaomgeving. Uit het wetsvoorstel waarover de Tweede Kamer stemde, blijkt de bibliotheek echter de publieke toegangspoort tot informatie, educatie en cultuur. Het laten kennismaken met kunst en cultuur is in deze wet als kernfunctie toegevoegd, ingegeven door reacties van de Raad voor Cultuur, de bibliotheekbranche en betrokken burgers in internetconsultaties.

De bibliotheek is dus veel meer dan alleen uitleenpunt van boeken, zegt Bussemaker, en elke bibliotheekorganisatie moet alle functies vervullen, inclusief die van educatie en cultuur.

Zo logisch is dat voor de bibliotheken nog niet. Tijdens de netwerkbijeenkomst van ProBiblio onlangs over het programma Cultuureducatie met kwaliteit, discussieerden de deelnemers over de vraag of cultuureducatie wel tot de kerntaken van 'de' bibliotheek behoort. Een aantal werkt al samen met kunstencentra, musea en scholen aan projecten, andere (nog) niet. Een van de conclusies was dat bibliotheken een belangrijke rol in het lokale netwerk kunnen spelen vanuit hun ruime ervaring met het basisonderwijs. Als bruggenbouwer zorgen ze dan voor een intensievere samenwerking van scholen met andere culturele instellingen. Bovendien kunnen ze informatie en educatief materiaal ontsluiten en voor scholen en instellingen toegankelijk maken. Als bibliotheken een grotere rol krijgen voor educatie en cultuur, dan is verdergaande professionalisering van hun personeel is een belangrijke voorwaarde.

Vanuit hun wettelijke taken lijkt het stelsel van bibliotheken in het kerende tij van kunst en cultuur nu zo langzamerhand het enige heldere baken. De kracht van het stelsel zit vooral in het sterke netwerk dat de bibliotheken met elkaar vormen. Of zoals minister Bussemaker het op 3 juni in de Kamer zei: 'Op grond van het wetsvoorstel komt er één samenwerkend netwerk, in plaats van 162 stand-alone-organisaties. Dat is beter voor de gebruiker en ook goedkoper voor iedereen.'

Dinsdag nam de Tweede Kamer de bibliotheekwet aan. Was een vergelijkbare wet ook niet zinvol geweest voor het lokale stelsel van voorzieningen voor actieve cultuurparticipatie, zoals muziekscholen, centra voor de kunsten en verenigingen? Het had in een moeite geregeld kunnen worden. Helaas vond de Raad voor Cultuur een specifiek wettelijk kader voor het stelsel van actieve cultuurparticipatie, zoals Vlaanderen dat kent, niet nodig. Voor het stelsel van openbare bibliotheken is het nu, mede dankzij die Raad vanzelfsprekend.

De minister dient de Tweede Kamer een wet voor te leggen voor een voor iedereen toegankelijke openbare lokale voorziening voor actieve cultuurparticipatie. De minister, de provinciebesturen en de gemeentebesturen zijn vanuit het kwaliteits- en toegankelijkheidsbeginsel gezamenlijk verantwoordelijk voor een stelsel van openbare cultuurparticipatievoorzieningen, zoals dat op 10 juni voor bibliotheken in wet is vastgelegd. Laten we verder praten in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op Linkedin.

Piet Hagenaars,
Senior Onderzoek LKCA






woensdag 4 juni 2014

Cultuur in het hart van het onderwijs!?

'Schrap die extraatjes op het gebied van cultuur en sport maar, dat kan ook in de vrije tijd', dat was de teneur tijdens een brainstormavond van de medezeggenschapsraad (ouders en leerkrachten) onlangs op de basisschool van mijn kinderen. Ouders werd gevraagd mee te denken over manieren om het tekort op de balans van de school terug te dringen. Het publiek bestond voor het overgrote deel uit hoogopgeleide ouders die het beste voor hun kinderen willen. En het beste, dat is in de ogen van de meeste ouders, onderwijs dat kinderen van jongs af aan klaarstoomt voor een glanzende carrière. Hoewel ik mijn kinderen ook goede perspectieven op goedbetaalde banen toewens, was ik geschokt door het gemak waarmee alles wat daar - ogenschijnlijk - niet aan bijdraagt onmiddellijk van tafel werd geveegd. Economisch nut als hoogste waarde: Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral.

Vaardigheden opdoen, leren schrijven, rekenen en presenteren, en doorlopend de voortgang en prestaties toetsen en opkrikken, dat is grotendeels ook de lijn van het huidige onderwijsbeleid (de O van OCW). Tegelijkertijd wordt er vanuit het cultuurbeleid (de C van OCW) grootscheeps geïnvesteerd in de kwaliteit van het cultuuronderwijs. Niet toevallig wordt ook dit beleid vaak gelegitimeerd vanuit economische motieven: kunstzinnige vakken zouden bijdragen aan de ontwikkeling van creatieve vaardigheden en die zouden weer onmisbaar zijn in de hedendaagse economie. Er wordt wel gewezen op het belang van culturele vorming, maar dat blijft, als het geen economisch nut heeft, bijzaak.

Cultuuronderwijs hoeft zich niet tevreden te stellen met een bijrol als leuke franje, of met een bijdrage aan het verwerven van vaardigheden voor de 21se eeuwse creatieve economie. Sterker nog, cultuuronderwijs kan een hoofdrol opeisen, want het is van belang voor de kwaliteit van het leven en de samenleving. Bij alle economisering van het onderwijs signaleer ik ook een sterker wordende onderstroom die pleit voor algemene vorming. Lees het boek Volgers & Vormers (2013) waarin Trouw- journalist Tobias Reijngoud spraakmakende opinieleiders (als Ad Verbrugge, Micha de Winter, Leo Prick en Aleid Truijens) aan het woord laat over de toekomst van het onderwijs. Lees recente pleidooien in De Groene Amsterdammer van eind april 2014 over het vervlogen Bildungsideaal en meer algemene vorming. En lees de column in de Correspondent (eind april 2014) van onderwijscorrespondent en leraar Johannes Visser 'Het Nederlandse onderwijs zou zich minder op de arbeidsmarkt moeten richten'. En er zijn zelfs economisch gemotiveerde pleidooien (VN, 2012) voor meer Bildung in het onderwijs.

De cultuurfilosoof Rob Riemen (oprichter-directeur van het Nexus Instituut) vindt goede culturele vorming essentieel, omdat het om niets meer of minder gaat dan 'beschaving'. Dat ziet hij als het noodzakelijke vernislaagje dat het hebzuchtige en gewelddadige in de mens in bedwang houdt. Als je deze beschaving niet voedt en onderhoudt, slijt dit laagje weg en rest ons niets anders dan het najagen van driften. Riemen ziet de financieel-economische crisis en de opkomst van het rechtsradicale populisme als gevolgen van een 'beschavingscrisis'. Onderwijs en opvoeding zijn de belangrijkste remedie hiervoor. Het onderwijs zou zich primair moeten richten op vorming, en het hart van het onderwijs zou moeten bestaan uit de kunsten en humaniora (taal, literatuur, filosofie en geschiedenis). Cultuur in het hart van het onderwijs dus, waar heb ik dat toch eerder gehoord?

Goed cultuuronderwijs vormt esthetiek, empathisch vermogen en kritisch denken en is daarom het hart van elk goed onderwijs. Vindt u ook dat cultuur een hoofdrol in het onderwijs mag opeisen? Ik ga graag met u in gesprek in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn.

Michiel de Wit,
Communicatieadviseur LKCA

Deze blog verscheen ook op het online onderwijsplatform hetkind.org.

dinsdag 27 mei 2014

Het FCP denkt met het onderwijs mee

Op welke manier kan het programma Cultuureducatie met Kwaliteit goed worden uitgevoerd? Wat hebben de scholen nodig om hier invulling aan te geven? Op die vragen proberen verschillende auteurs in de eerste drie hoofdstukken van het onlangs verschenen Jaarboek Actieve Cultuurparticipatie 2013 antwoord te geven. Daarin constateren de auteurs enkele behoeften en randvoorwaarden vanuit de scholen die een eerste inzicht geven in de ontwikkelingen op scholen en van de perceptie van het onderwijs over cultuuronderwijs. Een inzicht dat wellicht nog verder systematisch uitgebouwd kan worden, maar hoe? Laat ik beginnen met de constateringen uit het eerste artikel: Cultuureducatie in de weerbarstige praktijk van het basisonderwijs (p.14-28) en hoe deze zich verhouden tot de recente ontwikkelingen binnen het programma Cultuureducatie met Kwaliteit.

Schoolbesturen pleiten voor criteria vanuit de overheid om de opbrengsten van cultuuronderwijs te omschrijven.
De overheid is niet van plan met dwingende criteria te komen. Wel is OCW in overleg met de Inspectie, die in de loop van 2015 zal komen met een aantal richtlijnen aan de hand waarvan kan worden vastgesteld in hoeverre een school voldoet aan de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie. Welke status deze richtlijnen zullen krijgen is nog niet bekend, maar allicht bieden ze schoolbesturen een houvast bij het ontwikkelen van hun schoolplan.

Schoolleiders en leerkrachten geven aan behoefte te hebben aan een goed beschreven doorgaande leerlijn en een voorbeeldplan voor cultuuronderwijs ten behoeve van de samenhang tussen de aangekochte lesmethode en andere cultuureducatieve activiteiten.
In opdracht van OCW heeft de Stichting Leerplan Ontwikkeling een leerplankader kunstzinnige oriëntatie ontwikkeld dat in het najaar van 2014 wordt verspreid. Dit kader kan dienen als startpunt om te komen tot een doorlopende leerlijn en bijbehorende lesplannen.

Het ontbreekt leerkrachten veelal aan vakinhoudelijke deskundigheid en deskundigen van buitenaf aan kennis over lesprogramma’s van scholen pedagogisch-didactische kennis.
Binnen de matchingsregeling is veel aandacht voor de deskundigheid van de mensen die in de klas staan. Maar dat kan beter. Het Fonds voor Cultuurparticipatie publiceerde daarom onlangs een tweede Tijdelijke Regeling Flankerende projecten Cultuureducatie met Kwaliteit (deadline: 1 juli 2014). Vanuit deze regeling kunnen twaalf projecten voor de deskundigheidsbevordering van leerkrachten (vakinhoudelijke deskundigheid, deskundigheid met betrekking tot het volgen en beoordelen van de ontwikkeling van de leerlingen of een combinatie daartussen) worden ondersteund. En zes projecten ten behoeve van de pedagogisch-didactische deskundigheid van educatief medewerkers.

Doordat de gesprekken tussen de scholen en instellingen vooral over organisatorische aspecten en niet over de inhoud gaan, wordt niet duidelijk waar doelen uiteen lopen.
Uit de ronde voortgangsgesprekken die medewerkers van het Fonds dit voorjaar met de deelnemers aan de matchingsregeling voerden, komt naar voren dat er sprake is van een verandering in mentaliteit bij zowel de culturele instellingen als de scholen. Er komt steeds meer ruimte voor de dialoog over wat allebei bij de leerling teweeg willen brengen en wanneer zij een activiteit geslaagd noemen. Hulpmiddel hierbij is het analyse-instrument dat Fianne Konings in opdracht van het Fonds ontwikkelde.

Toch blijft het een lastig en tijdrovend onderdeel. Daarom organiseert het Fonds samen met CultuurSchakel op 19 juni aanstaande onder de noemer Vraag het de juf: het onderwijs aan het woord over cultuuronderwijs een conferentie waarin de behoefte van het onderwijs met betrekking tot het invulling geven aan cultuuronderwijs centraal staat.

De ontwikkelingen op scholen en percepties over de kwaliteit van cultuureducatie moeten systematisch inzichtelijk gemaakt worden.
Maar hoe? De auteurs van het Jaarboek doen een suggestie: er zou in overleg met scholen een kader voor zelfevaluatie ontwikkeld kunnen worden, met verschillende domeinen en indicatoren (zoals de betrokkenheid van ouders en schoolbesturen, de omstandigheden waarbinnen een school werkt, de inrichting van het onderwijsproces, enz.). Maar de auteurs doen een oproep voor meer ideeën. Die oproep herhaal ik hierbij. Het FCP en het LKCA spelen vervolgens graag een rol bij de uitvoering hiervan.

Hoe zou u de ontwikkelingen op scholen en percepties over de kwaliteit van cultuureducatie systematisch inzichtelijk gemaakt willen hebben? Wat moeten we hiervoor volgens u doen: welke acties zijn nodig en welke partijen spelen hierbij een rol? Denkt u mee in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn?

Tynke Hiemstra
Programmacoördinator Cultuureducatie met Kwaliteit

woensdag 21 mei 2014

Bevlogenheid, ervaring én communicatie


Na de citotoets en de meivakanties breekt een van de meest drukke periodes aan voor het basisonderwijs. Schoolreisjes naar dierentuin of museum, voorbereidingen voor de afscheidsmusical van groep 8, rapporten maken voeren de boventoon. Tegelijkertijd zijn de culturele instellingen al weer druk doende met het cultuureducatieve aanbod voor het komende schooljaar.

Zo ook de commissie Kunsteducatie Hengelo die verantwoordelijk is voor het aanbod voor 7.400 leerlingen. Begin april kwam de voltallige commissie bijeen, en ik mocht daarbij als toehoorder aanwezig zijn. Hengelo is namelijk een van de negen lokale en provinciale programma's die het LKCA vier jaar lang volgt in het kader van de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit. Voor mij een bijzonder kijkje in de keuken. Hoe functioneert zo'n commissie en hoe geeft zij vorm aan cultuurontmoetingen voor kinderen?

Aan tafel zaten vertegenwoordigers van de Hengelose gemeente, basisscholen en de culturele instellingen: CREA centrum voor kunsteducatie, de bibliotheek, het Rabotheater, Techniekmuseum HEIM, de muziekschool en het Historisch Museum. De commissie wordt gecompleteerd door een externe adviseur die werkzaam is bij de plaatselijke pabo en medeverantwoordelijk is voor de inhoudelijke onderbouwing van de programma's. Onderwerpen van gesprek waren zoals gezegd het Kunst op School programma voor het komende schooljaar, maar ook de wijkprojecten die een belangrijk onderdeel zijn van de Hengelose aanpak van Cultuureducatie met Kwaliteit.

Beide programma's zijn niet nieuw (Kunst op School bestaat al meer dan 10 jaar), maar het enthousiasme van de commissieleden is er niet minder om. Ze geven elkaar tips over mogelijk interessante voorstellingen, bouwen samenwerkingsverbanden uit, delen ervaringen, successen en knelpunten. Leden bezoeken elkaars activiteiten en geven opbouwende kritiek daarover.

Hoewel het niet aan mij is de effectiviteit van het Hengelose programma te beoordelen, denk ik dat de werkwijze van deze commissie een solide basis biedt voor beide programma's. Door deelname van de scholen én culturele instellingen, de betrokkenheid en jarenlange ervaring van de commissie. Maar vooral door de beleidsmedewerker cultuur, Klaske Buis en Emiel Bennink van CREA, die zich al meer dan 15 jaar inzetten voor cultuureducatie in Hengelo.

In de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn praat ik graag met u verder over hoe een goede overlegstructuur een mooie basis lijkt om draagvlak te creëren bij alle betrokken partijen. Ik ben nieuwsgierig hoe dat bij u in de praktijk is. Hebt u een dergelijke overlegstructuur en merkt u inderdaad dat het de lijnen tussen de verschillende betrokkenen korter maakt?

Marie-José Kommers
Projectleider cultuureducatie

woensdag 14 mei 2014

Wie bewaart wat? En vooral ook: waarom?

Het docententeam kijkt aandachtig naar een paar voorwerpen op tafel. Wat zijn het voor dingen en waar komen ze vandaan, vragen zij zich af. Onbewust zijn ze bezig met de eerste fase van de zogeheten geografische vierslag. Na waarnemen zullen – als het goed is - nog herkennen, verklaren en waarderen volgen. De voorwerpen hebben zo op het eerste oog geen overeenkomsten. Toch is er een verband. Aan alle teamleden is namelijk gevraagd iets mee te nemen wat absoluut niet weggegooid mag worden. Geleidelijk zal blijken waarom gekozen is voor juist díe ansichtkaart, of dát sieraad.

Erfgoed Brabant verzorgt dergelijke workshops voor schoolteams. Samen met Kunstbalie is deze erfgoedinstelling verantwoordelijk voor realisering van Cultuureducatie met Kwaliteit in de provincie Brabant, met uitzondering van de grote steden. Gezamenlijk begeleiden beide instellingen 88 scholen die ervoor hebben gekozen een kwaliteitsslag te maken op het gebied van cultuureducatie. Daartoe is onder meer De Cultuur Loper ontwikkeld. Vijf scholen kozen expliciet voor erfgoedonderwijs en kijken nu samen met de coaches van Erfgoed Brabant hoe dat in de komende jaren kan worden vormgegeven.

Tijdens het bestuderen van de voorwerpen door de docenten komen als vanzelf belangrijke aspecten aan de orde die kenmerkend zijn voor erfgoedonderwijs. Het gaat om sporen uit het verleden die nu belangrijk genoeg gevonden worden om te bewaren. Die sporen kunnen zichtbaar zijn - materieel - (vaak vertegenwoordigen zij een schoonheidswaarde, maar dat hoeft natuurlijk niet) of onzichtbaar oftewel immaterieel. Daarbij gaat het om verhalen, dialecten. Het docententeam merkt al doende dat via erfgoedlessen tal van schoolvakken aan de orde komen. Geschiedenis en aardrijkskunde liggen voor de hand. Maar je hebt taal nodig om de objecten goed te kunnen beschrijven en vervolgens uit te drukken wat ze voor jou betekenen, en ook de kunstvakken kunnen hierbij een belangrijke rol spelen.

Coach Dieuwertje de Nigtere is erg enthousiast over de mogelijkheden die Cultuureducatie met Kwaliteit biedt. 'Het is heel fijn dat we een paar jaar de tijd hebben. Zo kan iedere school eraan werken op de manier die er het beste bij past. Wanneer wij als coach voor het eerst bij een teambespreking komen, blijkt de ene keer dat de directie of icc'er het hele team al goed op de hoogte heeft gebracht. De andere keer weten de collega's nog van niks en moeten we uitleggen dat het niet moet worden gezien als 'iets wat er nog bij komt', maar als een kans om dingen die waarschijnlijk toch al gebeuren tot een samenhangend programma te brengen. Draagvlak kortom. Als je daarbij concrete voorbeelden geeft, wordt iedereen vaak al snel enthousiast. En wat ook goed is aan deze aanpak: het moet echt uit de scholen zelf voortkomen. Wij dringen niks op. Het is hún keuze. Hún programma'.

Ook vertelt zij, samen met Tera Uijtdewilligen, die Cultuureducatie met Kwaliteit vanuit Erfgoed Brabant coördineert, over de opbrengsten van het eerste jaar. Er verschijnt binnenkort een handleiding die beschikbaar is voor alle leerkrachten die met erfgoed aan de slag willen. Daarnaast is bijvoorbeeld basisschool De Torenschouw in Oosterhout zich weer heel bewust geworden van zijn eigen naam. Zij kijken uit op de toren, waar ze tot nu toe niks mee deden. Nu vormt de toren uitgangspunt voor diverse lessen. En de school die jaarlijks een oudhollandse spelletjesmiddag organiseerde wil daaraan volgend jaar meer inhoud koppelen. Leren en leuk kan namelijk heel goed samengaan. Toch?

Heeft u ook aansprekende voorbeelden van erfgoedonderwijs? Of heeft u juist wat inspiratie nodig van uw collega's? Ontmoet elkaar in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn.

Melissa de Vreede,
Sr. projectleider Cultuureducatie

woensdag 23 april 2014

Twaalf adviezen voor (r)evolutie in het onderwijs


Lijstjes doen het goed op internet, met nieuwssite Buzzfeed als de populairste vertegenwoordiger van online 'lijstjesjournalistiek'. Mijn vorige blog, een eerbetoon aan Elliot Eisner, was een lijstje van zijn lessen.

Nu weer een lijstje. Omdat het een korte en eenvoudige vorm is om iets van bestaande kennis te delen. In dit geval over het ontwerpen en implementeren van nieuwe curricula voor kunstonderwijs.

De volgende adviezen komen voort uit de evaluatie van het Amerikaanse Discipline-Based Art Education programma (DBAE), dat gefundeerde vernieuwing van kunstonderwijs beoogde. Ook Eisner werkte hieraan mee. DBAE is tien jaar lang uitgebreid gevolgd en geëvalueerd. Professor Brent Wilson beschreef de resultaten in het rapport The Quiet Evolution (1997).

Dit is zijn lijstje:

  1. Onderwijsvernieuwing slaagt alleen als de hele school verandert.
  2. Langetermijnplanning door de schoolleiding is essentieel.
  3. Doorlopende communicatie en samenwerking met en in 'verandercommunities' bevordert vernieuwing.
  4. Programma's voor professionele ontwikkeling en het plannen van curriculum en instructie gaan samen en moeten op hetzelfde moment plaatsvinden.
  5. De implementatie van een curriculum moet voortdurend ondersteund worden.
  6. Evaluatie is van cruciaal belang.
  7. De beste programma's ontstaan in scholen waar leerkrachten gezamenlijk nieuwe rollen en verantwoordelijkheden aangaan om een curriculum te maken.
  8. Samenwerking tussen leerkrachten en experts in bepaalde vakdomeinen leidt tot betere onderwijsprogramma's.
  9. Schoolvakken worden verrijkt wanneer musea en andere lokale culturele instellingen inhoud voor de lessen leveren. Hun locaties zijn de plek voor onderdompeling in cultuur.
  10. Het belangrijkste leren vindt plaats wanneer schoolvakken geïntegreerd worden aangeboden binnen grotere thema's die opvattingen over menselijk welzijn en betekenisverlening laten zien.
  11. Vaardigheden zijn geen doel op zich. Het zijn middelen om de mens te begrijpen en tot nieuwe visies op cultuur te komen. Ze zijn nodig om kunst te maken en te begrijpen.
  12. Het proces om tot een programmatische aanpak voor kunsteducatie te komen kan als voorbeeld dienen voor de vernieuwing van andere schoolvakken.

Mijn collega Marjo van Hoorn, die zelf een jaar meewerkte aan onderzoek naar DBAE, vertelde me dat het een programma was bedoeld om curricula te ontwikkelen, docenten te scholen en te laten samenwerken met kunstenaars en culturele instellingen.

In dat opzicht is DBAE te vergelijken met ons programma Cultuureducatie met Kwaliteit. Beide zijn erop gericht om vernieuwing en kwaliteit van kunstonderwijs te versterken.

De regionale instituten die in de VS DBAE mogelijk maakten organiseerden bijvoorbeeld zomerprogramma's voor nascholing waar leerkrachten intensief samenwerkten met kunstenaars, culturele instellingen, curatoren, kunsthistorici en filosofen aan innovatieve projecten.

Deze aanpak was effectief, zo bleek uit de evaluatie. Algemene inzichten in wat werkt op het gebied van onderwijsinnovatie kunnen ons helpen om ook de (r)evolutie van cultuuronderwijs in Nederland te realiseren.

Zou u voelen voor een intensief zomerprogramma voor nascholing, waarbij leerkrachten samen met partners als kunstenaars, culturele instellingen, curatoren, kunsthistorici en filosofen werken aan vernieuwing en verdieping van het cultuurcurriculum? Is dit ook een goed idee zijn voor Nederland? Hoe zou u het vormgeven? Ik ontmoet u graag op LinkedIn in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit.

Vera Meewis
Medewerker Onderzoek & Monitoring

woensdag 16 april 2014

Beoordelen moet! Zonder beoordeling geen kwaliteit


Het is gek, maar waar. Veel leerkrachten vinden het behoorlijk lastig om de kunstuitingen van hun leerlingen te beoordelen en om die beoordelingen vast te leggen. Veel deelnemers aan de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit schuiven dit onderwerp dan ook voor zich uit.

Nu nog niet…! Omdat het zo moeilijk is dit onderwerp handen en voeten te geven. En we weten nauwelijks welke methoden en instrumenten dan gebruikt worden. Die kennis is echter noodzakelijk om een kwaliteitsslag te kunnen maken in het onderwijs in de kunstvakken op de basisschool.

Als we het over leeropbrengsten hebben, en daar moeten we het over hebben omdat het over cultuuronderwijs gaat, hoort het beoordelen daar vanzelfsprekend bij. We moeten er immers op de een of andere manier achter zien te komen wat de leerling in de lessen tekenen, muziek of dans geleerd heeft. Om dat vast te kunnen stellen moeten we eerst weten wat wij wilden dat zij leerden. We moeten dan ook de leerdoelen en lesdoelen kennen, gerelateerd aan een leerlijn en lessenplan met doelen, leerinhouden, leeractiviteiten en de te verwerven competenties per jaargroep.

Aan de beoordeling gaan doelgerichte lessen vooraf. Daarin leren leerlingen over en door middel van kunst en cultureel erfgoed. Ze krijgen kennis van en vaardigheden in kunstdisciplines en over aspecten van erfgoed. Ze leren technieken en verbeeldingsvormen om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren. Ze leren kunst en cultureel erfgoed te waarderen door het te bekijken, beluisteren, ervaren, beleven en er over te schrijven. En ze leren reflecteren op eigen werk en dat van anderen. Ook leren ze er meer generieke denkvermogens, creativiteit en sociale en motorische vaardigheden te ontwikkelen.

Tijdens de decemberconferentie Eerlijk zullen we alles delen van het Fonds voor Cultuurparticipatie deden een kleine veertig mensen mee aan de werksessie over beoordelingsinstrumenten in de basisschool. De discussie spitste zich toen nog toe op de vraag of er eigenlijk wel beoordeeld moest worden. 'Je moet die kinderzieltjes toch ontzien als het om hun kunstuitingen gaat?' Wat velen wel oorbaar vonden is leerlingen positief stimuleren en vooral ieders individuele inzet met mooie woorden waarderen. Om dit gesprek te verdiepen organiseren FCP en LKCA kennisateliers over beoordelen en beoordelingsvormen.

Er wordt in de kunstlessen nogal wat kennis en vaardigheden aangeboden. Is het dan niet logisch om aan dit leertraject, gewoon net als bij rekenen en taal, een beoordeling te koppelen?

Wat vindt u ervan? Waarom zou u willen weten wat kinderen op school in de kunstlessen leren? Als ze spontaan en enthousiast meedoen is het toch al heel mooi? Daar wordt u als juf of meester toch al heel warm van? Ik lees uw bijdragen graag in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit of in de groep Cultuurplein op LinkedIn.

Piet Hagenaars,
Senior Onderzoek LKCA

woensdag 9 april 2014

Betere cultuureducatie, betere burgerschapsvorming?


Wat kan culturele vorming bijdragen aan de maatschappelijke en persoonlijke ontwikkeling van leerlingen - en vice versa? Een interessante vraag, die centraal staat in het recente onderzoek Culturele vorming in het voortgezet onderwijs; het maken van verbindingen in culturele vorming en burgerschapsvorming van de pedagogen Wiel Veugelers (hoogleraar educatie) en Jaap Schuitema, beiden werkzaam op het Department of Child Development and Education van de UvA. Hun onderzoek naar de relatie van culturele vorming met andere vormingsgebieden - in het bijzonder burgerschapsvorming - richt zich weliswaar op het voortgezet onderwijs, maar hun conclusies en aanbevelingen zijn mogelijk ook te vertalen naar bijvoorbeeld de verbinding van de leergebieden kunstzinnige oriëntatie en oriëntatie op jezelf en de wereld in het basisonderwijs.

De onderzoekers pretenderen met dit onderzoek niets minder dan behulpzaam te zijn bij 'het verbeteren van culturele vorming'. Ze bepleiten meer 'verbindingen': verbindingen tussen expressie en beleving en met andere vakken, en tussen culturele vorming en burgerschapsvorming. De auteurs stellen dat burgerschapsvorming kan zorgen voor meer reflectie en dialoog in, en maatschappelijke inbedding van, culturele vorming. Culturele vorming kan op haar beurt zorgen voor meer expressie en beleving in burgerschapsvorming. Beide kunnen zo de culturele, persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling van leerlingen bevorderen.

Hoewel dit allemaal plausibel klinkt en ik hun pleidooi kan onderschrijven, leveren de auteurs helaas niet veel nieuw bewijsmateriaal voor deze stellingen aan. Het onderzoek is gebaseerd op panelgesprekken met docenten en coördinatoren culturele vorming van slechts twee VO-scholen, en brengt geen verrassende good practices aan het licht.

De visie van Veugelers en Schuitema op vorming is echter wel interessant. Ze zien het als een 'sociaal-constructivistisch' leerproces – wat wil zeggen dat er eerder sprake is van een dialoog met de lerende, dan van overdracht – dat bijdraagt aan de identiteitsontwikkeling. Vorming is meer gericht op het ontwikkelen van attitudes (leren oordelen te geven over wat waardevol, mooi en wenselijk is) dan op de ontwikkeling van kennis en vaardigheden.

Veugelers en Schuitema onderschrijven recente pleidooien van onder meer de Onderwijsraad en de Teldersstichting (VVD) voor sterkere algemene vorming en 'Bildung' in het onderwijs. Maar ze geven daarbij een humanistische en meer 'maatschappelijke' invulling aan dat begrip Bildung. Naast culturele tradities en zelfontplooiing is daarbij ook aandacht voor een humane, diverse en rechtvaardige samenleving van belang: een combinatie van culturele, persoonlijke en maatschappelijke vorming dus.

De insteek van deze onderzoekers doet me denken aan een aantal berichten en onderzoeken die recent voorbij kwamen, en de nodige discussie losmaakten. Van literatuur die het empathisch vermogen zou bevorderen tot Alain de Bottons Kunst als therapie en geschiedenis als inspiratie voor een goed leven van Roman Krznaric.

Zoals kunst en cultuur alles te maken hebben met het persoonlijk en maatschappelijk leven, zo heeft kunstzinnige en culturele vorming uiteraard te maken met de persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling van leerlingen.

Ik zie uit naar meer verhelderende en inspirerende good practices en onderzoeken op dit gebied! Hebt u deze? Laat ze dan achter in de groepen Cultuureducatie met Kwaliteit of Burgerschap en burgerschapsvorming op LinkedIn.

Michiel de Wit,
Communicatieadviseur LKCA

woensdag 2 april 2014

Hoe creatief is de hangpuber?

Hoe kan het toch dat er puberzombies in de schoolbank hangen in wie je slechts met de grootst mogelijk moeite kennis gestampt krijgt, terwijl peuters en kleuters zo enorm creatief zijn, nieuwsgierig en onderzoekend? Wat is er in de tussentijd gebeurd?

Dat vroeg Dick van der Wateren zich hardop af in cultureel centrum De Balie in Amsterdam, tijdens het druk bezochte programma De Balie Leert op 24 maart. Hij is als docent verbonden aan het Eerste Christelijk Lyceum in Haarlem en houdt een interessante blog bij over pubers, school en ouders.

De andere gast was Barend van Heusden, hoogleraar Cultuur en Cognitie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is vooral bekend vanwege het theoretisch kader dat hij ontwikkelde en dat de grondslag vormt voor het programma Cultuur in de Spiegel.

Centrale vraag die avond in De Balie was: wat kan cultuuronderwijs bijdragen aan de creativiteit van leerlingen? Van der Wateren en Van Heusden zijn het erover eens dat creativiteit van nature in de mens zit. Sterker nog: ook alle dieren beschikken over deze eigenschap. Maar de mens heeft nog iets extra's, aldus Van Heusden. Hij kan zich dingen uit het zeer recente of verdere verleden herinneren. En hij kan waarnemen, verbeelden, conceptualiseren en analyseren - door Van Heusden de vier cognitieve vaardigheden genoemd. 'Creativiteit is niets anders dan herinneringen op een nieuwe manier ordenen', aldus Van Heusden.

Toch wil de zaal graag concreet weten hoe je een in wezen ongeïnteresseerde puber tot creatieve daden kan stimuleren. Volgens Van Heusden en Van der Wateren zit in jongeren, net als in ieder ander mens, creativiteit, ook al is die eigenschap in deze leeftijdsgroep misschien eerder latent dan evident aanwezig. 'Voor mij zijn pubers zo'n beetje de leukste mensen', zegt Van der Wateren. 'Ze hebben een enorme levenslust, zijn creatief, hebben originele ideeën – soms op het bizarre af – en kunnen zich nog alle kanten op ontwikkelen.'

Zijn tip is om ervoor te zorgen dat de juiste vragen worden gesteld. 'Het vermogen je te verwonderen is de basis van creativiteit. Wij vragen leerlingen bijvoorbeeld wat zij de ideale school zouden vinden. Daar komen de meest bijzondere reacties op. Je moet leerlingen tijd en ruimte geven om te lummelen. Loslaten hoort immers bij creativiteit. Ideeën komen immers juist op momenten wanneer je met iets heel anders bezig bent? En fouten maken móet. Daar leer je van.'

Maar voordat in onderwijsland écht creatief wordt lesgegeven, moet er nog wel wat water door onze grootste rivier. 'Weg met de afrekencultuur', roept Van der Wateren en hij kan rekenen op bijval uit de zaal. Even daarvoor had Van Heusden de aanwezigen herinnerd aan de identieke Olympische ringen die in februari achter de ramen van scholen te zien waren. En let eens op al die bruine paashazen, groene grassprieten en witte eieren die nu overal opduiken achter de vensters van de kleuterscholen. Peuters en kleuters mogen dan creatief zijn, maar hoe zit het met de meesters en juffen?

Wat zijn uw tips voor creativiteit? Deel het met uw collega's in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit of in de groep Cultuurplein op LinkedIn.

Melissa de Vreede,
Sr. projectleider Cultuureducatie

woensdag 26 maart 2014

Handen denken ook: over het belang van fijne motoriek



'Ze kunnen niks meer.' Het is een resolute uitspraak tijdens de rondleiding die we kregen door de werkplaats van het schitterende TextielMuseum in Tilburg. Kunnen kinderen nog wel met hun handen werken, is de vraag. 'Nee', luidt het korte antwoord van de rondleidster, tevens vakleerkracht textiel op een basisschool. Ze legt het uit aan de groep. Met name de fijne motoriek van jongens ziet ze schrikbarend achteruitgaan. Ze strikken geen veters meer, kunnen niet omgaan met een schaar, weten een potlood niet te hanteren.

De gasten – bezoekers van een internationale conferentie over het ambacht – hangen aan haar lippen. Want de kennis van haar vak is groot. Haar liefde voor het lesgeven ook. Haar boodschap duidelijk en herkenbaar. Bij al ons enthousiasme over 21st century skills en competenties dreigen we iets essentieels te verliezen: het geoefende gebruik van je handen. Om materialen te bewerken. Om gereedschap te gebruiken. Om daadwerkelijk te kunnen maken. Theorie, kennis en sociale competenties kunnen nooit de unieke ervaring vervangen van het werken met je handen.

Dat dit gevoel van verlies niets met nostalgie heeft te maken, heeft de Amerikaanse socioloog Richard Sennett uiteengezet in zijn boek De ambachtsman (2008). Hij hekelt daarin hedendaagse fenomenen als commercialisering, flexibilisering en het reduceren van kennis tot inwisselbare competenties. Daartegenover plaatst hij het ethos van het vakmanschap, de innerlijke drijfveer om iets zo goed of zo mooi mogelijk te maken. Hij pleit voor waarden als toewijding, precisie en geduld en roemt de diepe voldoening die het maken geeft. Die innerlijke zekerheid zet hij als bindende kracht tegenover de hedendaagse vluchtigheid.

Het boek van Richard Sennett is na zes jaar – een eeuwigheid in deze tijd – nog razend populair. En begrijpelijk: hoeveel mensen herkennen zich niet in de door hem gesignaleerde ondermijning van hun vakmanschap. Ook op de conferentie in Tilburg viel zijn naam geregeld. Maar pas in het hippe laboratorium van het Textielmuseum valt alles op zijn plaats. De modernste digitale technieken worden daar gecombineerd met duurzame liefde voor het materiaal en aandacht voor de handen.

Fijne motorische vaardigheid mag zich niet beperken tot de iPad. Zoals de Groningse beeldend kunstenares Bernadet ten Hove het zegt: handen denken ook. Wie het cultureel bewustzijn wil versterken, zet de kinderen maar beter dagelijks met hun handen aan het werk.

Wat vindt u? Moet er in het cultuuronderwijs meer aandacht komen voor werken met je handen? En hoe vindt u de balans tussen theorie en praktijk binnen Cultuureducatie met kwaliteit?
Ik lees graag uw reacties in de Groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn


Jan Jaap Knol
directeur van het Fonds voor Cultuurparticipatie

woensdag 19 maart 2014

Inspirerend: de tien lessen van Elliot Eisner


'The arts are fundamental resources through which the world is viewed, meaning is created and the mind developed' (Elliot W. Eisner)
In januari overleed een van de meest invloedrijke denkers over kunstonderwijs, Elliot Eisner, op tachtigjarige leeftijd. Voor Eisner was kunstonderwijs van het grootste belang voor de ontwikkeling van de denkvermogens van kinderen. Zijn werk blijft relevant voor het denken over de kwaliteit van kunstonderwijs.

Eisner werkte als adviseur en onderzoeker mee aan een grootscheeps landelijk programma voor beeldende vorming (Discipline-Based Art Education) waarin vier aspecten van kunst benadrukt werden: het maken, waarderen, begrijpen en beoordelen. Door dit type kunstonderwijs zouden kinderen de relaties tussen cultuur en kunst beter begrijpen en hun kunstzinnige competenties uitbreiden.

Als president van de National Art Education Association in de VS schreef Eisner een pamflet over de tien lessen die we leren van kunst. Deze lessen zijn ook zeer bruikbaar voor hen die in Nederland werken binnen het kunstonderwijs. Dit zijn ze.
  1. Van kunst leren kinderen om tot een goed oordeel te komen en betekenisvolle relaties te zien. Een groot deel van het schoolcurriculum gaat over de juiste antwoorden. Bij kunst gaat het om eigen oordeel boven regels.
  2. Van kunst leren kinderen dat problemen meer dan één oplossing kunnen hebben, en vragen meer dan één antwoord.
  3. Kunst biedt meervoudige perspectief. Een van de grootste lessen is dat er veel manieren zijn om de wereld te zien en er betekenis aan te geven.
  4. Van kunst leren kinderen dat complexe problemen oplossen niet kan met een vaststaand doel. Doelen veranderen onder invloed van omstandigheden en kansen. Leren van kunst vereist het vermogen tot improviseren.
  5. Kunst maakt kinderen duidelijk dat woorden en cijfers niet genoeg zijn om uit te drukken wat we weten. De grenzen van onze taal zijn niet de grenzen van ons denken.
  6. Van kunst leren kinderen dat kleine verschillen grote effecten kunnen hebben. Kunst handelt in subtiliteit.
  7. Van kunst leren kinderen denken in materiaal. Alle kunstvormen gebruiken middelen waarmee ideeën werkelijk worden.
  8. Van kunst leren kinderen zeggen wat niet gezegd kan worden. Ze moeten hun poëtische capaciteiten aanspreken om woorden te vinden om het gevoel dat kunst oproept uit te drukken.
  9. Kunst biedt een ervaring die kinderen op geen enkele andere manier meemaken. Door die ervaring ontdekken ze de reikwijdte en variëteit van wat ze kunnen voelen.
  10. De positie van kunst in het curriculum maakt kinderen duidelijk wat volwassenen belangrijk vinden.
Deze lessen zijn een korte samenvatting van de denkvormen die Eisner beschrijft in zijn zeer lezenswaardige boek The Arts and the Creation of Mind. U kunt ook op YouTube kijken naar zijn lezing: What Do the Arts Teach? Drie kwartier lang behandelt hij manieren waarop kunstzinnige denkprocessen en artistieke creatie bij kunnen bijdragen aan de verbetering van de onderwijspraktijk. Laten wij gebruik maken van de erfenis van deze wetenschapper én onderwijsliefhebber.

Herkent u de lessen van Eisner? Wat moet er volgens u gebeuren - in het programma Cultuureducatie met Kwaliteit - om deze lessen voor leerlingen en voor de onderwijspraktijk te laten slagen? Volgens Eisner zijn een stevig curriculum, een bekwame vakdocent en voldoende tijd voor artistieke productie onontbeerlijke voorwaarden. Laat weten wat u vindt in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn.

Vera Meewis
Medewerker Onderzoek & Monitoring








woensdag 12 maart 2014

Zonder geld geen aanbod voor cultuuronderwijs


Zijn er nog wel genoeg voorzieningen in gemeenten om in je vrije tijd te schilderen, boetseren, zingen, theater te maken, viool te spelen, te dansen of wat dan ook? Daar maakt Jet Bussemaker, onze minister van OCW, zich dusdanig zorgen over dat ze daar vorig jaar zomer samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een advies over vroeg aan de Raad voor Cultuur. Haar zorg kwam ook voort uit de bezuinigingen van de provincies en gemeenten op kunst en cultuur, waardoor er nogal wat instellingen in de knel komen, zich opnieuw moeten uitvinden of in een aantal gevallen ophouden te bestaan.

Vorige week donderdag werd het advies van de Raad, Meedoen is de kunst, gepresenteerd, met daarbij een publicatie met feiten, cijfers en beleidsmodellen van het LKCA. De Raad onderstreept in vijf aanbevelingen het belang van actieve kunstbeoefening in de vrije tijd. Weliswaar hebben gemeenten een grote mate van vrijheid om eigen keuzes te maken, maar, zegt de Raad, zorg wel voor goede basisvoorzieningen. Houd daarbij rekening met de gebruikers in verschillende leeftijdsfasen, die andere wensen en behoeften hebben. En: stimuleer experimentele vormen van kunstbeoefening, zorg voor informatie en waarborg de kwaliteit van de gehele sector van cultuureducatieve aanbieders.

Belangrijke vraag in deze is: kunnen culturele instellingen zonder subsidie voor kunstbeoefening in de vrije tijd de scholen nog wel voldoende van dienst zijn? Als we het over de gehele cultuureducatieve sector hebben gaat het immers om meer dan vrije tijd alleen. Het gaat ook over cultuuronderwijs! Wij hebben het dan over musea, muziekscholen, centra voor de kunsten, bibliotheken en schouwburgen, maar ook over eenlingen zoals zzp’ers en kunstdocentcollectieven, theatergezelschappen, muziekensembles en orkesten die naast werkzaamheden voor kunstbeoefening in de vrije tijd, ook taken vervullen voor het cultuuronderwijs in de basisschool.

En dat is waar het wringt. Want hebben deze instellingen dan nog wel voldoende deskundig personeel en genoeg divers cultuuraanbod? Berenschot wijst nu al op extra bezuinigingen na de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart. Het gaat om 80 miljoen euro extra op de 170 miljoen die sinds 2011 door de gemeenten bezuinigd zijn. De verwachting is overigens wel dat in veel gemeenten cultuur na de verkiezingen zijn plek behoudt in de collegeakkoorden. En er zijn ook gemeenten die hierin investeren zoals Helmond en Leiden.

Welke consequenties voor culturele instellingen voorziet u als er nog een bezuinigingsronde komt? Kunnen zij dan bijvoorbeeld nog wel ‘hun’ basisscholen vakinhoudelijk ondersteunen en cultuuraanbod leveren dat past in het curriculum van de scholen? Ik ontmoet u graag in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn.

Piet Hagenaars,
Senior Onderzoek LKCA

woensdag 5 maart 2014

Goed cultuuronderwijs smaakt naar meer


Wanneer je een schip wilt gaan bouwen, begin dan niet met hout verzamelen, planken zagen en taken verdelen, maar wek in de mensen het verlangen naar de eindeloze zee
Parafrase, toegeschreven aan Antoine de Saint-Exupéry

Begin februari was ik bij de Vlaamse Dag van de Cultuureducatie 2014 in Brussel. Net als bij eerdere bezoeken werd ik verrast door het enorme cultuurverschil met Nederland. Je ziet het terug in de omgangsvormen, het straatbeeld en de eetcultuur, maar ook in het karakter van deze conferentie.

Dergelijke bijeenkomsten zijn in Nederland vaak nogal ‘technisch’ en toepassingsgericht: hoe, voor wie, met wie en met het oog op welke competenties (creativiteit, talent ontwikkelen) zijn we educatief actief? Heel nuttig, nuchter en concreet kortom. ‘Typisch Hollands-calvinistisch’, denk ik dan, semi-Brabander en opgegroeid aan de zuidrand van Breda, op nog geen tien kilometer van de Belgische grens.

De Vlaamse Dagen van de Cultuureducatie ervaar ik bovenal als inspirerend, omdat vooral de inhoud van cultuureducatie centraal staat, dus cultuur. En daar draait het uiteindelijk toch ook allemaal om, dáár doen we het voor. Je proeft in Vlaanderen net wat meer bevlogenheid voor waar het bij kunsten en erfgoed zelf om gaat. Om brede vorming van verbeeldingskracht, uitdrukkingskracht, esthetiek, verschillende perspectieven, ontroering, en om wat waardevol is om behouden en overgedragen te worden.

Het verschil in benadering op Vlaamse en Nederlandse netwerkbijeenkomsten deed me denken aan bovenstaande ‘citaat’, eigenlijk een parafrase, van de Franse auteur Antoine de Saint-Exupéry. Waar we in Nederland vaak vooral gericht zijn op procedures en (‘scheepsbouw’)plannen, wekt men in Vlaanderen vooral het verlangen om de eindeloze ‘zee’ die cultuur heet te (gaan) bevaren.

Betrokkenen bij het programma Cultuureducatie met Kwaliteit zouden bij alle beoordelingsinstrumenten, leerlijnen en deskundigheidsbevordering de inhoudelijke culturele ‘inspiratie’ niet uit het oog moeten verliezen. Dat betekent ook cultureel zelfbewustzijn en -reflectie.

Cultuuronderwijs staat in een lange Europese culturele traditie van brede culturele vorming, die begon bij de Griekse paideia en Romeinse humanitas. Daar mag je trots en zuinig op zijn! Anderzijds is ook reflectie op de betekenis van de hedendaagse culturele context voor goed cultuuronderwijs onontbeerlijk.

Globalisering confronteert Europa met andere culturen en tradities, maar ook is er een tendens tot regionalisering. Zo zijn er meer paradoxen: massificatie versus individualisering, klassieke hoge cultuur versus moderne populaire cultuur en hedendaagse ‘topcultuur’ versus traditionele volkscultuur. En welke overeenkomsten en verschillen zien we tussen én binnen Europese culturen?

Indachtig Saint-Exupéry zouden bestuurders en educatoren - bij zichzelf én bij hun uiteindelijke afnemers – vooral het ‘verlangen’ naar kunst en cultuur moeten blijven voeden. Goede cultuureducatie vereist bij alle betrokkenen de inspirerende ‘beleving’ van artistieke en culturele uitingen – door doen, waarnemen en reflecteren. The proof is in the pudding: goed cultuuronderwijs smaakt naar meer.

Voor goed cultuuronderwijs zijn beoordelingsinstrumenten, leerlijnen en regelingen belangrijke hulpmiddelen, maar betrokkenen bij Cultuureducatie met Kwaliteit moeten ook de culturele inhoud en inspiratie niet vergeten. Voor zichzelf en hun partners in dit programma, én voor de einddoelgroep: de leerlingen. Vindt u ook dat goed cultuuronderwijs begint bij inspirerende kunst en cultuur – en het proeven daarvan? Ik lees uw ervaringen graag in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn.

Michiel de Wit,
Communicatieadviseur LKCA


---

Bijschrift afbeelding: De school van Athene - fresco van Rafaël (1509/1510)

dinsdag 25 februari 2014

It ain’t what you do, it’s the way that you do it


Twee weken geleden – u las er in de vorige blog al over – vond de Europese conferentie Quality now! arts and cultural education to the next level plaats in Amsterdam. Op deze conferentie draaide het om de stand van zaken rond cultuuronderwijs in Europa en de vraag hoe de kwaliteit te verhogen en te bewaken. Vanzelfsprekend werd er ook gesproken over doorlopende leerlijnen. Nationaal een actueel thema, aangezien in maart zowel de doorlopende leerlijn cultuuronderwijs van de SLO als Cultuur in de Spiegel worden ‘opgeleverd’. Maar ook in de rest van Europa, zo bleek uit het aantal inschrijvingen voor de deelsessie met dit onderwerp.

Deze werd ingeleid door Lode Vermeersch, onderzoeker aan de HIVA in Leuven. Hij presenteerde drie soorten leerlijnen: een leerlijn waarbinnen de lessen kunstzinnige oriëntatie als losse, vaak geïsoleerde vakken gezien worden; een deels geïntegreerde leerlijn waarbij de lessen kunstzinnige oriëntatie onderling samenhang vertonen; en een volledig geïntegreerde leerlijn waarbij de lessen kunstzinnige oriëntatie verweven zijn met de andere vakken. Wat is nu de beste vorm, vraagt u zich wellicht af. Het antwoord vindt u in de titel van deze blog, die ik stal van de heer Vermeersch.

De discussie die volgde ging over de doelen van doorlopende leerlijnen voor cultuuronderwijs, de deskundigheid van leerkrachten en het samenspel tussen instellingen en onderwijs. Er werden verschillende conclusies getrokken – kunst moet het kind helpen betekenis aan de wereld te geven, cultuuronderwijs moet kinderen leren kunst in te zetten om zich te uiten, enzovoort. De belangrijkste conclusie was toch wel dat het nodig is de functie van kunst in de veranderende maatschappij onder de loep te nemen. Want pas als die functie helder en gedeeld is, kun je een doel en de weg daar naartoe bepalen.

Op de tweede conferentiedag constateerde Marc Vermeulen, professor in onderwijssociologie bij TiasNimbas, twee verschuivingen in het onderwijs in Europa. Op politiek niveau verschuift de nadruk steeds meer van het opvoeden van kinderen als goede burgers naar het behalen van doelen en resultaten: wat je erin stopt, moet ook iets opleveren. Daarnaast signaleerde hij de bureaucratisering van het onderwijs: het geven van onderwijs niet meer als roeping, maar als een ambtelijke functie met een bijbehorende behoefte aan wetten en regelgeving waarbinnen de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd.

Kortom: de tijd lijkt rijp voor een gesprek met beleidsmakers, wetenschappers en het onderwijs over de functie van kunst in de samenleving en over cultuuronderwijs in een schoolcurriculum dat vraagt om concrete resultaten en heldere regels. Een eerste, belangrijke stap in dit gesprek is de aansluiting van cultuuronderwijs op de pedagogische visie van de school. Laat het nu juist deze stap zijn die op dit moment binnen het programma Cultuureducatie met Kwaliteit wordt gezet.

Hoe is het bij u in de regio geregeld? Sluit het cultuureducatieve aanbod aan op de pedagogische visie van de scholen? Welke inspanningen verricht u om dit voor elkaar te krijgen? Ik lees uw bijdrage graag in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn.

Tynke Hiemstra
Programmacoördinator Cultuureducatie met Kwaliteit

woensdag 19 februari 2014

Vrij curriculum garantie voor betere leerkrachten?


Koninklijke aandacht voor de kwaliteit van cultuureducatie in het primair onderwijs, dat is geen alledaagse gebeurtenis! Vorige week sprak koningin Máxima op de conferentie Quality Now!, arts and cultural education to the next level. Ze vertelde over haar persoonlijke passie voor muziekeducatie voor alle kinderen, in het bijzonder het project Kinderen maken muziek.

Dat was een bijzondere start van de conferentie, waar 150 beleidsmakers en professionals uit 26 Europese landen, gedurende twee dagen even weg waren uit de dagelijkse praktijk om elkaar te ontmoeten en ervaringen uit te wisselen. Het ging over doelen, opbrengsten, curricula, kerndoelen, lesuren, de (vak)leerkracht en de culturele omgeving.

Een op de conferentie veelbesproken bepalende factor voor de kwaliteit van cultuureducatie is de leerkracht. Het Deense model sprak bij velen tot de verbeelding. Er bestaat in Denemarken geen vast curriculum voor de lerarenopleidingen basisonderwijs. Toekomstige leerkrachten basisonderwijs worden er aan universiteiten opgeleid om les te geven in slechts drie vakken, waarvan één hoofdvak.

Naast rekenen of taal als hoofdvak, kiezen Deense studenten twee vakken, waaronder kunst en/of muziek. Studenten zijn daarbij vormgever van hun eigen en unieke leerproces. Ze kunnen, met toestemming van de opleiding, ervoor kiezen om delen van hun opleiding elders te volgen. Bijvoorbeeld bij een conservatorium of een andere kunstvakopleiding. Op deze manier zijn scholen in Denemarken verzekerd van gespecialiseerde leerkrachten in het basisonderwijs.

Hoe dit model in de praktijk gaat uitwerken is nog ongewis. De eerste studenten van de opleiding nieuwe stijl zijn nog niet afgestudeerd. Het is hoe dan ook een opvallende keuze die de Deense overheid heeft gemaakt, en waarmee wordt beoogd de kwaliteit van de cultuureducatie in het basisonderwijs een impuls te geven.

Onwillekeurig maakte ik, terwijl ik naar de verhalen over het Deense model zat te luisteren, een vergelijking met Nederland. De meeste Nederlandse groepsleerkrachten voelen zich, zo blijkt uit onderzoek, onvoldoende gekwalificeerd om (delen van) kunstvakken te onderwijzen. Ze vinden het niveau van hun vakinhoudelijke kennis te laag, en zijn niet goed in staat de kennis die ze in huis hebben te vertalen in aansprekende lessen.

Hierdoor zijn ze onvoldoende in staat hun leerlingen te begeleiden en te beoordelen in de kunstvakken. Zou het Deense model wél een goede manier zijn om de kwaliteit van cultuureducatie in het basisonderwijs te waarborgen en te verbeteren? Of juist niet?

Welke voor- en nadelen ziet u aan het Deense model? Is het ook in Nederland toepasbaar en zal het inderdaad de kwaliteit van cultuureducatie bevorderen? Ik nodig u uit uw antwoorden te delen in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit of in de groep Cultuurplein op LinkedIn.

Marie-José Kommers
Projectleider cultuureducatie

woensdag 12 februari 2014

Cultuuronderwijs: Design-het-zelf!


Heerlijk! In tijden van doemdenken komt er uit de wereld van kunst en design een positief tegengeluid. Zo was het thema van de laatste Dutch Design Week in Eindhoven ‘NOW future’. Refererend aan de economische crisis werd er geflirt met de rebelsheid van de punk in het no future-tijdperk van de jaren tachtig. Tegelijkertijd werd duidelijk dat gedurfd experiment en een doe-het-zelf-mentaliteit kunnen leiden tot antwoorden en oplossingen. Er was een enorme drang tot innovatie voelbaar, gevoed door co-creaties en cross-overs van verschillende ontwerpdisciplines.

Innovatie
De creatieve sector maakt gebruik van cultuur om tot nieuwe ideeën, verbindingen en inzichten te komen die zowel economisch als maatschappelijk nuttig zijn. In Eindhoven zag ik het afstudeerwerk van de studenten van de Design Academy. Naast esthetische oplossingen voor alledaagse gebruiksobjecten ontwerpen zij ook producten die de kwaliteit van leven beter maken, bijvoorbeeld van mensen met dementie. Dementie is een groot maatschappelijk probleem dat iedere 4 seconden iemand in de wereld treft. Naast medische oplossingen is er ook behoefte aan concrete hulpmiddelen om de ziekte zo dragelijk mogelijk maken voor patiënt, familie en mantelzorger. Creativiteit is van doorslaggevend belang voor de technologische en sociale innovaties die nodig zijn om de problemen van deze tijd te benaderen.

Ontwerpdenken
De manier waarop ontwerpers innoveren is ook bij de uitvoering van de Cultuureducatie met Kwaliteit-programma's heel goed bruikbaar. Bij het ontwerpen van nieuwe curricula voor cultuuronderwijs bijvoorbeeld. Ontwerpdenken begint met het zien van een uitdaging. Dan eerst je vooronderstellingen tegengaan, alle opties openhouden, en heel veel uiteenlopende ideeën bedenken. Om vervolgens een proces in te stappen waar analyse, synthese en evaluatie elkaar opvolgen en afwisselen. Prototypes maken, testen in de praktijk, en aan de hand daarvan blijven bijstellen tot je tevreden bent met het resultaat.

Doelbewust experiment
Voor ontwerpdenken heb je een mindset nodig die zowel creatief als analytisch is. Het ontwerpproces verloopt niet lineair, maar complex en soms zelfs chaotisch. In elke volgende fase moet je terug- en vooruitblikken. Het draait niet alleen op het oplossen van problemen, maar ook om het vinden van een probleem en dat goed definiëren. Is de uitdaging een toekomstbestendig cultuurcurriculum ontwikkelen? Dan vind je op de website Design thinking for educators een gratis downloadbare toolkit (in het Engels) om als team heel doelbewust een gestructureerd en tegelijk onvoorspelbaar ontwerpexperiment aan te gaan. Wie durft?

Wie durft het aan om het ontwikkelen van leerlijnen binnen het CmK-programma in te richten als open proces met individuele scholen, zonder vaststaande uitkomst? En kan de hierboven geschetste manier van ontwerpdenken iets voor die aanpak betekenen? Vertel er over in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit.

Vera Meewis
Projectmedewerker Onderzoek & Cultuureducatie

woensdag 5 februari 2014

Hoe worden scholen en instellingen echte partners?

De zaal in de Haagse Cultuurschakel zat woensdagmiddag vol. Leerkrachten, medewerkers van culturele instellingen, projectleden, schooldirecteuren, bestuurders; iedereen was erbij om het samen te hebben over ‘visie op leerlijnen op zijn Haags’. En dat gebeurde hier uitbundig en met verve! Vaak immers voelen culturele instellingen zich geen partner van de school maar enkel leverancier van cultuuraanbod, dat door scholen wordt ingekocht. Dan werk je niet samen aan doelen, als een curriculum of leerlijn, of aan de uitwerking daarvan.

Over leerlijnen praten is niet zo’n probleem, maar visie ontwikkelen en leerlijnen vorm geven, zodat die ook gewoon tot échte lessen leiden, is andere koek. Begin je nu met de vakvisie of ga je uit van de beoogde leeropbrengsten, van wat jij vindt dat leerlingen na acht jaar basisschool moeten kunnen en kennen? De Cultuurschakel koos voor het eerste, vandaar hun opzet van deze middag, als onderdeel van een reeks aan studiemiddagen waarin scholen en culturele instellingen samen aan het werk gaan.

Er werd door scholen én instellingen flink gediscussieerd in de vorm van drie grote-kring-gesprekken over de vakvisie van de authentieke kunsteducatie, de uitgangspunten van Cultuur in de Spiegel en de toegevoegde waarde van de 21ste eeuwse competenties. Daar waren ook deskundigen voor in huis gehaald, zoals Emiel Heijnen, Astrid Rass en Frank Studulski, die messcherp en vriendelijk hun adviezen gaven. En De Cultuurschakel organiseerde het geheel bewust onder grote tijdsdruk zodat gezegd moest worden wat er toe doet!

In het afsluitende zaalgesprek werd het nog eens bij elkaar gezet. In het theoretisch kader van Cultuur in de Spiegel is er plaats voor de vakvisie van de authentieke kunsteducatie. Vertaald in kunstvaklessen leidt dat naast kennis, vaardigheden en inzichten in de kunsttalen muziek, beeldend, dans, drama en literatuur ook tot andere competenties zoals probleemoplossend denken en handelen, samenwerken, kritisch denken en culturele vaardigheden. Competenties die we rangschikken onder de zogenaamde skills21kunst.

Donderdag ging het tijdens het Gemeentelijk Cultuurcongres van Kunsten ’92 in Rotterdam over eenzelfde onderwerp. Ook hier een volle zaal bij de panelsessie ‘Cultuur en Onderwijs’ en hoe het er in de schoolpraktijk aan toe gaat. En ook hier ging het over samen werken aan doelen, leerlijnen en opbrengsten, waartoe goed kunstonderwijs leiden kan. Leren kinderen dat dan en lukt het leerkrachten, samen met cultuurinstellingen, om zulke lessen te verzorgen? Jet de Ranitz wist hoe ze zo’n vraag in discussie brengen moest.

Het antwoord werd zowel in Den Haag als Rotterdam gegeven. Als scholen en culturele instellingen samen werken en elkaars deskundigheid gebruiken, leidt dit tot waardering van elkaars expertise en tot leerlijnen en lessen die er voor de leerling toe doen! Gemeentelijk beleid is nodig om school en cultuurinstellingen die ruimte te geven! Een en een wordt dan meer dan twee!

Door het gemis aan een gezamenlijk doel zijn culturele instellingen geen partner van de school, maar leveranciers van het cultureel aanbod! Andersom heeft het cultuuronderwijs in de school vaak geen structurele plaats. Komt u dit in uw eigen school of instelling ook tegen? Laten we elkaar ontmoeten op LinkedIn in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit of in de groep Cultuurplein.

Piet Hagenaars,
Senior Onderzoek LKCA








dinsdag 28 januari 2014

Geen cito-toets voor kunst, maar wat dan wel?


Eén van de vier doelen in het kader van Cultuureducatie met kwaliteit is beter zicht krijgen op de resultaten van de leerlingen. Hoe weet je of het cultuuronderwijs op je school echt goed is geweest? Hoe stel je objectief en controleerbaar vast wat kinderen feitelijk hebben geleerd van al die mooie projecten of – beter nog – die continue leerlijn?

Een complex vraagstuk in een leergebied waarin het bij uitstek om meer gaat dan om ‘goed’ of ‘fout’. Het gaat in de kunstvakken steeds om ervaren, doen en tonen. Om reflecteren en aan diepgang winnen.

Je hebt regels voor spellen. En sommen moeten kloppen. Maar hoe moet dat met kunstvakken? Zijn er praktische instrumenten, zonder dat de creativiteit vermalen raakt in de molen van testen en toetsen?

Het is geen nieuwe vraag. Met steun van NWO verrichten Marie-Louise Damen en Talita Groenendijk (Universiteit van Amsterdam) momenteel een literatuurstudie naar de beoordelingsinstrumenten in de kunstvakken. Ze spitten de resultaten van tientallen jaren onderzoek door en hebben er eind vorig jaar op de landelijke onderzoeksconferentie van het LKCA tussentijds verslag van gedaan. Er staat nadrukkelijk bij dat het 'work in progress' is. Je wordt nieuwsgierig naar het vervolg, later dit jaar. Duidelijk is dat er veel materiaal beschikbaar is, maar een simpel antwoord wordt het niet.

Een collega van de onderzoekers, Marie-Thérèse van de Kamp, doet – eveneens aan de UvA – vakdidactisch promotieonderzoek naar leren over kunst. Ze analyseert de complexiteit van het proces. Of het nu om muziek, drama, schilderen of tekenen gaat, in alle gevallen worden bij kunst tegelijk zintuiglijke, emotionele en cognitieve competenties aangesproken. Ook dit is ingewikkelde materie. Wel is het proces te onderscheiden in opeenvolgende fases waarop het lesprogramma kan worden ingericht.

Ik denk dat we van beide onderzoeken veel inzichten kunnen verwachten, maar geen eenvoudige recepten voor een nationale kunstentest. En dat is maar goed ook. Wie wil er nou een cito-toets voor kunst? In plaats van standaardprocedures die zich richten op een meetbaar eindresultaat hoop ik in de praktijk vooral op veel verdieping in het onderwijsproces. Hoe bouw je een samenhangend programma op dat steeds doorbouwt op eerdere leerervaringen? Maar ook: hoe geef je grondige feedback aan leerlingen, daag je ze uit om vragen te stellen en hun grenzen te verleggen? Elke discipline vereist maatwerk daarin.

Minder dan de helft van de gemeenten en provincies hebben in hun programma’s bij het Fonds plaats ingeruimd voor het vraagstuk van beoordelen. Begrijpelijk misschien, gezien de complexiteit van het vraagstuk, maar ook wel jammer. Ze zijn er wel, de scholen en de Centra die bijvoorbeeld werk maken van portfolio’s en feedback daarop. Deze praktijkervaring is van even groot belang als het wetenschappelijk onderzoek.

Het LKCA, FCP en Kunstbalie inventariseren samen met de kenniscentra cultuuronderwijs voorbeelden van beoordelingsvormen in de schoolpraktijk. Deze kennis wordt uiteindelijk gedeeld met alle betrokkenen. Wie voelt zich aangesproken om daaraan mee te doen? Laten we elkaar ontmoeten op LinkedIn in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit.

Jan Jaap Knol
directeur Fonds voor Cultuurparticipatie