woensdag 26 maart 2014

Handen denken ook: over het belang van fijne motoriek



'Ze kunnen niks meer.' Het is een resolute uitspraak tijdens de rondleiding die we kregen door de werkplaats van het schitterende TextielMuseum in Tilburg. Kunnen kinderen nog wel met hun handen werken, is de vraag. 'Nee', luidt het korte antwoord van de rondleidster, tevens vakleerkracht textiel op een basisschool. Ze legt het uit aan de groep. Met name de fijne motoriek van jongens ziet ze schrikbarend achteruitgaan. Ze strikken geen veters meer, kunnen niet omgaan met een schaar, weten een potlood niet te hanteren.

De gasten – bezoekers van een internationale conferentie over het ambacht – hangen aan haar lippen. Want de kennis van haar vak is groot. Haar liefde voor het lesgeven ook. Haar boodschap duidelijk en herkenbaar. Bij al ons enthousiasme over 21st century skills en competenties dreigen we iets essentieels te verliezen: het geoefende gebruik van je handen. Om materialen te bewerken. Om gereedschap te gebruiken. Om daadwerkelijk te kunnen maken. Theorie, kennis en sociale competenties kunnen nooit de unieke ervaring vervangen van het werken met je handen.

Dat dit gevoel van verlies niets met nostalgie heeft te maken, heeft de Amerikaanse socioloog Richard Sennett uiteengezet in zijn boek De ambachtsman (2008). Hij hekelt daarin hedendaagse fenomenen als commercialisering, flexibilisering en het reduceren van kennis tot inwisselbare competenties. Daartegenover plaatst hij het ethos van het vakmanschap, de innerlijke drijfveer om iets zo goed of zo mooi mogelijk te maken. Hij pleit voor waarden als toewijding, precisie en geduld en roemt de diepe voldoening die het maken geeft. Die innerlijke zekerheid zet hij als bindende kracht tegenover de hedendaagse vluchtigheid.

Het boek van Richard Sennett is na zes jaar – een eeuwigheid in deze tijd – nog razend populair. En begrijpelijk: hoeveel mensen herkennen zich niet in de door hem gesignaleerde ondermijning van hun vakmanschap. Ook op de conferentie in Tilburg viel zijn naam geregeld. Maar pas in het hippe laboratorium van het Textielmuseum valt alles op zijn plaats. De modernste digitale technieken worden daar gecombineerd met duurzame liefde voor het materiaal en aandacht voor de handen.

Fijne motorische vaardigheid mag zich niet beperken tot de iPad. Zoals de Groningse beeldend kunstenares Bernadet ten Hove het zegt: handen denken ook. Wie het cultureel bewustzijn wil versterken, zet de kinderen maar beter dagelijks met hun handen aan het werk.

Wat vindt u? Moet er in het cultuuronderwijs meer aandacht komen voor werken met je handen? En hoe vindt u de balans tussen theorie en praktijk binnen Cultuureducatie met kwaliteit?
Ik lees graag uw reacties in de Groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn


Jan Jaap Knol
directeur van het Fonds voor Cultuurparticipatie

woensdag 19 maart 2014

Inspirerend: de tien lessen van Elliot Eisner


'The arts are fundamental resources through which the world is viewed, meaning is created and the mind developed' (Elliot W. Eisner)
In januari overleed een van de meest invloedrijke denkers over kunstonderwijs, Elliot Eisner, op tachtigjarige leeftijd. Voor Eisner was kunstonderwijs van het grootste belang voor de ontwikkeling van de denkvermogens van kinderen. Zijn werk blijft relevant voor het denken over de kwaliteit van kunstonderwijs.

Eisner werkte als adviseur en onderzoeker mee aan een grootscheeps landelijk programma voor beeldende vorming (Discipline-Based Art Education) waarin vier aspecten van kunst benadrukt werden: het maken, waarderen, begrijpen en beoordelen. Door dit type kunstonderwijs zouden kinderen de relaties tussen cultuur en kunst beter begrijpen en hun kunstzinnige competenties uitbreiden.

Als president van de National Art Education Association in de VS schreef Eisner een pamflet over de tien lessen die we leren van kunst. Deze lessen zijn ook zeer bruikbaar voor hen die in Nederland werken binnen het kunstonderwijs. Dit zijn ze.
  1. Van kunst leren kinderen om tot een goed oordeel te komen en betekenisvolle relaties te zien. Een groot deel van het schoolcurriculum gaat over de juiste antwoorden. Bij kunst gaat het om eigen oordeel boven regels.
  2. Van kunst leren kinderen dat problemen meer dan één oplossing kunnen hebben, en vragen meer dan één antwoord.
  3. Kunst biedt meervoudige perspectief. Een van de grootste lessen is dat er veel manieren zijn om de wereld te zien en er betekenis aan te geven.
  4. Van kunst leren kinderen dat complexe problemen oplossen niet kan met een vaststaand doel. Doelen veranderen onder invloed van omstandigheden en kansen. Leren van kunst vereist het vermogen tot improviseren.
  5. Kunst maakt kinderen duidelijk dat woorden en cijfers niet genoeg zijn om uit te drukken wat we weten. De grenzen van onze taal zijn niet de grenzen van ons denken.
  6. Van kunst leren kinderen dat kleine verschillen grote effecten kunnen hebben. Kunst handelt in subtiliteit.
  7. Van kunst leren kinderen denken in materiaal. Alle kunstvormen gebruiken middelen waarmee ideeën werkelijk worden.
  8. Van kunst leren kinderen zeggen wat niet gezegd kan worden. Ze moeten hun poëtische capaciteiten aanspreken om woorden te vinden om het gevoel dat kunst oproept uit te drukken.
  9. Kunst biedt een ervaring die kinderen op geen enkele andere manier meemaken. Door die ervaring ontdekken ze de reikwijdte en variëteit van wat ze kunnen voelen.
  10. De positie van kunst in het curriculum maakt kinderen duidelijk wat volwassenen belangrijk vinden.
Deze lessen zijn een korte samenvatting van de denkvormen die Eisner beschrijft in zijn zeer lezenswaardige boek The Arts and the Creation of Mind. U kunt ook op YouTube kijken naar zijn lezing: What Do the Arts Teach? Drie kwartier lang behandelt hij manieren waarop kunstzinnige denkprocessen en artistieke creatie bij kunnen bijdragen aan de verbetering van de onderwijspraktijk. Laten wij gebruik maken van de erfenis van deze wetenschapper én onderwijsliefhebber.

Herkent u de lessen van Eisner? Wat moet er volgens u gebeuren - in het programma Cultuureducatie met Kwaliteit - om deze lessen voor leerlingen en voor de onderwijspraktijk te laten slagen? Volgens Eisner zijn een stevig curriculum, een bekwame vakdocent en voldoende tijd voor artistieke productie onontbeerlijke voorwaarden. Laat weten wat u vindt in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn.

Vera Meewis
Medewerker Onderzoek & Monitoring








woensdag 12 maart 2014

Zonder geld geen aanbod voor cultuuronderwijs


Zijn er nog wel genoeg voorzieningen in gemeenten om in je vrije tijd te schilderen, boetseren, zingen, theater te maken, viool te spelen, te dansen of wat dan ook? Daar maakt Jet Bussemaker, onze minister van OCW, zich dusdanig zorgen over dat ze daar vorig jaar zomer samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een advies over vroeg aan de Raad voor Cultuur. Haar zorg kwam ook voort uit de bezuinigingen van de provincies en gemeenten op kunst en cultuur, waardoor er nogal wat instellingen in de knel komen, zich opnieuw moeten uitvinden of in een aantal gevallen ophouden te bestaan.

Vorige week donderdag werd het advies van de Raad, Meedoen is de kunst, gepresenteerd, met daarbij een publicatie met feiten, cijfers en beleidsmodellen van het LKCA. De Raad onderstreept in vijf aanbevelingen het belang van actieve kunstbeoefening in de vrije tijd. Weliswaar hebben gemeenten een grote mate van vrijheid om eigen keuzes te maken, maar, zegt de Raad, zorg wel voor goede basisvoorzieningen. Houd daarbij rekening met de gebruikers in verschillende leeftijdsfasen, die andere wensen en behoeften hebben. En: stimuleer experimentele vormen van kunstbeoefening, zorg voor informatie en waarborg de kwaliteit van de gehele sector van cultuureducatieve aanbieders.

Belangrijke vraag in deze is: kunnen culturele instellingen zonder subsidie voor kunstbeoefening in de vrije tijd de scholen nog wel voldoende van dienst zijn? Als we het over de gehele cultuureducatieve sector hebben gaat het immers om meer dan vrije tijd alleen. Het gaat ook over cultuuronderwijs! Wij hebben het dan over musea, muziekscholen, centra voor de kunsten, bibliotheken en schouwburgen, maar ook over eenlingen zoals zzp’ers en kunstdocentcollectieven, theatergezelschappen, muziekensembles en orkesten die naast werkzaamheden voor kunstbeoefening in de vrije tijd, ook taken vervullen voor het cultuuronderwijs in de basisschool.

En dat is waar het wringt. Want hebben deze instellingen dan nog wel voldoende deskundig personeel en genoeg divers cultuuraanbod? Berenschot wijst nu al op extra bezuinigingen na de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart. Het gaat om 80 miljoen euro extra op de 170 miljoen die sinds 2011 door de gemeenten bezuinigd zijn. De verwachting is overigens wel dat in veel gemeenten cultuur na de verkiezingen zijn plek behoudt in de collegeakkoorden. En er zijn ook gemeenten die hierin investeren zoals Helmond en Leiden.

Welke consequenties voor culturele instellingen voorziet u als er nog een bezuinigingsronde komt? Kunnen zij dan bijvoorbeeld nog wel ‘hun’ basisscholen vakinhoudelijk ondersteunen en cultuuraanbod leveren dat past in het curriculum van de scholen? Ik ontmoet u graag in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn.

Piet Hagenaars,
Senior Onderzoek LKCA

woensdag 5 maart 2014

Goed cultuuronderwijs smaakt naar meer


Wanneer je een schip wilt gaan bouwen, begin dan niet met hout verzamelen, planken zagen en taken verdelen, maar wek in de mensen het verlangen naar de eindeloze zee
Parafrase, toegeschreven aan Antoine de Saint-Exupéry

Begin februari was ik bij de Vlaamse Dag van de Cultuureducatie 2014 in Brussel. Net als bij eerdere bezoeken werd ik verrast door het enorme cultuurverschil met Nederland. Je ziet het terug in de omgangsvormen, het straatbeeld en de eetcultuur, maar ook in het karakter van deze conferentie.

Dergelijke bijeenkomsten zijn in Nederland vaak nogal ‘technisch’ en toepassingsgericht: hoe, voor wie, met wie en met het oog op welke competenties (creativiteit, talent ontwikkelen) zijn we educatief actief? Heel nuttig, nuchter en concreet kortom. ‘Typisch Hollands-calvinistisch’, denk ik dan, semi-Brabander en opgegroeid aan de zuidrand van Breda, op nog geen tien kilometer van de Belgische grens.

De Vlaamse Dagen van de Cultuureducatie ervaar ik bovenal als inspirerend, omdat vooral de inhoud van cultuureducatie centraal staat, dus cultuur. En daar draait het uiteindelijk toch ook allemaal om, dáár doen we het voor. Je proeft in Vlaanderen net wat meer bevlogenheid voor waar het bij kunsten en erfgoed zelf om gaat. Om brede vorming van verbeeldingskracht, uitdrukkingskracht, esthetiek, verschillende perspectieven, ontroering, en om wat waardevol is om behouden en overgedragen te worden.

Het verschil in benadering op Vlaamse en Nederlandse netwerkbijeenkomsten deed me denken aan bovenstaande ‘citaat’, eigenlijk een parafrase, van de Franse auteur Antoine de Saint-Exupéry. Waar we in Nederland vaak vooral gericht zijn op procedures en (‘scheepsbouw’)plannen, wekt men in Vlaanderen vooral het verlangen om de eindeloze ‘zee’ die cultuur heet te (gaan) bevaren.

Betrokkenen bij het programma Cultuureducatie met Kwaliteit zouden bij alle beoordelingsinstrumenten, leerlijnen en deskundigheidsbevordering de inhoudelijke culturele ‘inspiratie’ niet uit het oog moeten verliezen. Dat betekent ook cultureel zelfbewustzijn en -reflectie.

Cultuuronderwijs staat in een lange Europese culturele traditie van brede culturele vorming, die begon bij de Griekse paideia en Romeinse humanitas. Daar mag je trots en zuinig op zijn! Anderzijds is ook reflectie op de betekenis van de hedendaagse culturele context voor goed cultuuronderwijs onontbeerlijk.

Globalisering confronteert Europa met andere culturen en tradities, maar ook is er een tendens tot regionalisering. Zo zijn er meer paradoxen: massificatie versus individualisering, klassieke hoge cultuur versus moderne populaire cultuur en hedendaagse ‘topcultuur’ versus traditionele volkscultuur. En welke overeenkomsten en verschillen zien we tussen én binnen Europese culturen?

Indachtig Saint-Exupéry zouden bestuurders en educatoren - bij zichzelf én bij hun uiteindelijke afnemers – vooral het ‘verlangen’ naar kunst en cultuur moeten blijven voeden. Goede cultuureducatie vereist bij alle betrokkenen de inspirerende ‘beleving’ van artistieke en culturele uitingen – door doen, waarnemen en reflecteren. The proof is in the pudding: goed cultuuronderwijs smaakt naar meer.

Voor goed cultuuronderwijs zijn beoordelingsinstrumenten, leerlijnen en regelingen belangrijke hulpmiddelen, maar betrokkenen bij Cultuureducatie met Kwaliteit moeten ook de culturele inhoud en inspiratie niet vergeten. Voor zichzelf en hun partners in dit programma, én voor de einddoelgroep: de leerlingen. Vindt u ook dat goed cultuuronderwijs begint bij inspirerende kunst en cultuur – en het proeven daarvan? Ik lees uw ervaringen graag in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn.

Michiel de Wit,
Communicatieadviseur LKCA


---

Bijschrift afbeelding: De school van Athene - fresco van Rafaël (1509/1510)