woensdag 23 april 2014

Twaalf adviezen voor (r)evolutie in het onderwijs


Lijstjes doen het goed op internet, met nieuwssite Buzzfeed als de populairste vertegenwoordiger van online 'lijstjesjournalistiek'. Mijn vorige blog, een eerbetoon aan Elliot Eisner, was een lijstje van zijn lessen.

Nu weer een lijstje. Omdat het een korte en eenvoudige vorm is om iets van bestaande kennis te delen. In dit geval over het ontwerpen en implementeren van nieuwe curricula voor kunstonderwijs.

De volgende adviezen komen voort uit de evaluatie van het Amerikaanse Discipline-Based Art Education programma (DBAE), dat gefundeerde vernieuwing van kunstonderwijs beoogde. Ook Eisner werkte hieraan mee. DBAE is tien jaar lang uitgebreid gevolgd en geëvalueerd. Professor Brent Wilson beschreef de resultaten in het rapport The Quiet Evolution (1997).

Dit is zijn lijstje:

  1. Onderwijsvernieuwing slaagt alleen als de hele school verandert.
  2. Langetermijnplanning door de schoolleiding is essentieel.
  3. Doorlopende communicatie en samenwerking met en in 'verandercommunities' bevordert vernieuwing.
  4. Programma's voor professionele ontwikkeling en het plannen van curriculum en instructie gaan samen en moeten op hetzelfde moment plaatsvinden.
  5. De implementatie van een curriculum moet voortdurend ondersteund worden.
  6. Evaluatie is van cruciaal belang.
  7. De beste programma's ontstaan in scholen waar leerkrachten gezamenlijk nieuwe rollen en verantwoordelijkheden aangaan om een curriculum te maken.
  8. Samenwerking tussen leerkrachten en experts in bepaalde vakdomeinen leidt tot betere onderwijsprogramma's.
  9. Schoolvakken worden verrijkt wanneer musea en andere lokale culturele instellingen inhoud voor de lessen leveren. Hun locaties zijn de plek voor onderdompeling in cultuur.
  10. Het belangrijkste leren vindt plaats wanneer schoolvakken geïntegreerd worden aangeboden binnen grotere thema's die opvattingen over menselijk welzijn en betekenisverlening laten zien.
  11. Vaardigheden zijn geen doel op zich. Het zijn middelen om de mens te begrijpen en tot nieuwe visies op cultuur te komen. Ze zijn nodig om kunst te maken en te begrijpen.
  12. Het proces om tot een programmatische aanpak voor kunsteducatie te komen kan als voorbeeld dienen voor de vernieuwing van andere schoolvakken.

Mijn collega Marjo van Hoorn, die zelf een jaar meewerkte aan onderzoek naar DBAE, vertelde me dat het een programma was bedoeld om curricula te ontwikkelen, docenten te scholen en te laten samenwerken met kunstenaars en culturele instellingen.

In dat opzicht is DBAE te vergelijken met ons programma Cultuureducatie met Kwaliteit. Beide zijn erop gericht om vernieuwing en kwaliteit van kunstonderwijs te versterken.

De regionale instituten die in de VS DBAE mogelijk maakten organiseerden bijvoorbeeld zomerprogramma's voor nascholing waar leerkrachten intensief samenwerkten met kunstenaars, culturele instellingen, curatoren, kunsthistorici en filosofen aan innovatieve projecten.

Deze aanpak was effectief, zo bleek uit de evaluatie. Algemene inzichten in wat werkt op het gebied van onderwijsinnovatie kunnen ons helpen om ook de (r)evolutie van cultuuronderwijs in Nederland te realiseren.

Zou u voelen voor een intensief zomerprogramma voor nascholing, waarbij leerkrachten samen met partners als kunstenaars, culturele instellingen, curatoren, kunsthistorici en filosofen werken aan vernieuwing en verdieping van het cultuurcurriculum? Is dit ook een goed idee zijn voor Nederland? Hoe zou u het vormgeven? Ik ontmoet u graag op LinkedIn in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit.

Vera Meewis
Medewerker Onderzoek & Monitoring

woensdag 16 april 2014

Beoordelen moet! Zonder beoordeling geen kwaliteit


Het is gek, maar waar. Veel leerkrachten vinden het behoorlijk lastig om de kunstuitingen van hun leerlingen te beoordelen en om die beoordelingen vast te leggen. Veel deelnemers aan de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit schuiven dit onderwerp dan ook voor zich uit.

Nu nog niet…! Omdat het zo moeilijk is dit onderwerp handen en voeten te geven. En we weten nauwelijks welke methoden en instrumenten dan gebruikt worden. Die kennis is echter noodzakelijk om een kwaliteitsslag te kunnen maken in het onderwijs in de kunstvakken op de basisschool.

Als we het over leeropbrengsten hebben, en daar moeten we het over hebben omdat het over cultuuronderwijs gaat, hoort het beoordelen daar vanzelfsprekend bij. We moeten er immers op de een of andere manier achter zien te komen wat de leerling in de lessen tekenen, muziek of dans geleerd heeft. Om dat vast te kunnen stellen moeten we eerst weten wat wij wilden dat zij leerden. We moeten dan ook de leerdoelen en lesdoelen kennen, gerelateerd aan een leerlijn en lessenplan met doelen, leerinhouden, leeractiviteiten en de te verwerven competenties per jaargroep.

Aan de beoordeling gaan doelgerichte lessen vooraf. Daarin leren leerlingen over en door middel van kunst en cultureel erfgoed. Ze krijgen kennis van en vaardigheden in kunstdisciplines en over aspecten van erfgoed. Ze leren technieken en verbeeldingsvormen om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren. Ze leren kunst en cultureel erfgoed te waarderen door het te bekijken, beluisteren, ervaren, beleven en er over te schrijven. En ze leren reflecteren op eigen werk en dat van anderen. Ook leren ze er meer generieke denkvermogens, creativiteit en sociale en motorische vaardigheden te ontwikkelen.

Tijdens de decemberconferentie Eerlijk zullen we alles delen van het Fonds voor Cultuurparticipatie deden een kleine veertig mensen mee aan de werksessie over beoordelingsinstrumenten in de basisschool. De discussie spitste zich toen nog toe op de vraag of er eigenlijk wel beoordeeld moest worden. 'Je moet die kinderzieltjes toch ontzien als het om hun kunstuitingen gaat?' Wat velen wel oorbaar vonden is leerlingen positief stimuleren en vooral ieders individuele inzet met mooie woorden waarderen. Om dit gesprek te verdiepen organiseren FCP en LKCA kennisateliers over beoordelen en beoordelingsvormen.

Er wordt in de kunstlessen nogal wat kennis en vaardigheden aangeboden. Is het dan niet logisch om aan dit leertraject, gewoon net als bij rekenen en taal, een beoordeling te koppelen?

Wat vindt u ervan? Waarom zou u willen weten wat kinderen op school in de kunstlessen leren? Als ze spontaan en enthousiast meedoen is het toch al heel mooi? Daar wordt u als juf of meester toch al heel warm van? Ik lees uw bijdragen graag in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit of in de groep Cultuurplein op LinkedIn.

Piet Hagenaars,
Senior Onderzoek LKCA

woensdag 9 april 2014

Betere cultuureducatie, betere burgerschapsvorming?


Wat kan culturele vorming bijdragen aan de maatschappelijke en persoonlijke ontwikkeling van leerlingen - en vice versa? Een interessante vraag, die centraal staat in het recente onderzoek Culturele vorming in het voortgezet onderwijs; het maken van verbindingen in culturele vorming en burgerschapsvorming van de pedagogen Wiel Veugelers (hoogleraar educatie) en Jaap Schuitema, beiden werkzaam op het Department of Child Development and Education van de UvA. Hun onderzoek naar de relatie van culturele vorming met andere vormingsgebieden - in het bijzonder burgerschapsvorming - richt zich weliswaar op het voortgezet onderwijs, maar hun conclusies en aanbevelingen zijn mogelijk ook te vertalen naar bijvoorbeeld de verbinding van de leergebieden kunstzinnige oriëntatie en oriëntatie op jezelf en de wereld in het basisonderwijs.

De onderzoekers pretenderen met dit onderzoek niets minder dan behulpzaam te zijn bij 'het verbeteren van culturele vorming'. Ze bepleiten meer 'verbindingen': verbindingen tussen expressie en beleving en met andere vakken, en tussen culturele vorming en burgerschapsvorming. De auteurs stellen dat burgerschapsvorming kan zorgen voor meer reflectie en dialoog in, en maatschappelijke inbedding van, culturele vorming. Culturele vorming kan op haar beurt zorgen voor meer expressie en beleving in burgerschapsvorming. Beide kunnen zo de culturele, persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling van leerlingen bevorderen.

Hoewel dit allemaal plausibel klinkt en ik hun pleidooi kan onderschrijven, leveren de auteurs helaas niet veel nieuw bewijsmateriaal voor deze stellingen aan. Het onderzoek is gebaseerd op panelgesprekken met docenten en coördinatoren culturele vorming van slechts twee VO-scholen, en brengt geen verrassende good practices aan het licht.

De visie van Veugelers en Schuitema op vorming is echter wel interessant. Ze zien het als een 'sociaal-constructivistisch' leerproces – wat wil zeggen dat er eerder sprake is van een dialoog met de lerende, dan van overdracht – dat bijdraagt aan de identiteitsontwikkeling. Vorming is meer gericht op het ontwikkelen van attitudes (leren oordelen te geven over wat waardevol, mooi en wenselijk is) dan op de ontwikkeling van kennis en vaardigheden.

Veugelers en Schuitema onderschrijven recente pleidooien van onder meer de Onderwijsraad en de Teldersstichting (VVD) voor sterkere algemene vorming en 'Bildung' in het onderwijs. Maar ze geven daarbij een humanistische en meer 'maatschappelijke' invulling aan dat begrip Bildung. Naast culturele tradities en zelfontplooiing is daarbij ook aandacht voor een humane, diverse en rechtvaardige samenleving van belang: een combinatie van culturele, persoonlijke en maatschappelijke vorming dus.

De insteek van deze onderzoekers doet me denken aan een aantal berichten en onderzoeken die recent voorbij kwamen, en de nodige discussie losmaakten. Van literatuur die het empathisch vermogen zou bevorderen tot Alain de Bottons Kunst als therapie en geschiedenis als inspiratie voor een goed leven van Roman Krznaric.

Zoals kunst en cultuur alles te maken hebben met het persoonlijk en maatschappelijk leven, zo heeft kunstzinnige en culturele vorming uiteraard te maken met de persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling van leerlingen.

Ik zie uit naar meer verhelderende en inspirerende good practices en onderzoeken op dit gebied! Hebt u deze? Laat ze dan achter in de groepen Cultuureducatie met Kwaliteit of Burgerschap en burgerschapsvorming op LinkedIn.

Michiel de Wit,
Communicatieadviseur LKCA

woensdag 2 april 2014

Hoe creatief is de hangpuber?

Hoe kan het toch dat er puberzombies in de schoolbank hangen in wie je slechts met de grootst mogelijk moeite kennis gestampt krijgt, terwijl peuters en kleuters zo enorm creatief zijn, nieuwsgierig en onderzoekend? Wat is er in de tussentijd gebeurd?

Dat vroeg Dick van der Wateren zich hardop af in cultureel centrum De Balie in Amsterdam, tijdens het druk bezochte programma De Balie Leert op 24 maart. Hij is als docent verbonden aan het Eerste Christelijk Lyceum in Haarlem en houdt een interessante blog bij over pubers, school en ouders.

De andere gast was Barend van Heusden, hoogleraar Cultuur en Cognitie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is vooral bekend vanwege het theoretisch kader dat hij ontwikkelde en dat de grondslag vormt voor het programma Cultuur in de Spiegel.

Centrale vraag die avond in De Balie was: wat kan cultuuronderwijs bijdragen aan de creativiteit van leerlingen? Van der Wateren en Van Heusden zijn het erover eens dat creativiteit van nature in de mens zit. Sterker nog: ook alle dieren beschikken over deze eigenschap. Maar de mens heeft nog iets extra's, aldus Van Heusden. Hij kan zich dingen uit het zeer recente of verdere verleden herinneren. En hij kan waarnemen, verbeelden, conceptualiseren en analyseren - door Van Heusden de vier cognitieve vaardigheden genoemd. 'Creativiteit is niets anders dan herinneringen op een nieuwe manier ordenen', aldus Van Heusden.

Toch wil de zaal graag concreet weten hoe je een in wezen ongeïnteresseerde puber tot creatieve daden kan stimuleren. Volgens Van Heusden en Van der Wateren zit in jongeren, net als in ieder ander mens, creativiteit, ook al is die eigenschap in deze leeftijdsgroep misschien eerder latent dan evident aanwezig. 'Voor mij zijn pubers zo'n beetje de leukste mensen', zegt Van der Wateren. 'Ze hebben een enorme levenslust, zijn creatief, hebben originele ideeën – soms op het bizarre af – en kunnen zich nog alle kanten op ontwikkelen.'

Zijn tip is om ervoor te zorgen dat de juiste vragen worden gesteld. 'Het vermogen je te verwonderen is de basis van creativiteit. Wij vragen leerlingen bijvoorbeeld wat zij de ideale school zouden vinden. Daar komen de meest bijzondere reacties op. Je moet leerlingen tijd en ruimte geven om te lummelen. Loslaten hoort immers bij creativiteit. Ideeën komen immers juist op momenten wanneer je met iets heel anders bezig bent? En fouten maken móet. Daar leer je van.'

Maar voordat in onderwijsland écht creatief wordt lesgegeven, moet er nog wel wat water door onze grootste rivier. 'Weg met de afrekencultuur', roept Van der Wateren en hij kan rekenen op bijval uit de zaal. Even daarvoor had Van Heusden de aanwezigen herinnerd aan de identieke Olympische ringen die in februari achter de ramen van scholen te zien waren. En let eens op al die bruine paashazen, groene grassprieten en witte eieren die nu overal opduiken achter de vensters van de kleuterscholen. Peuters en kleuters mogen dan creatief zijn, maar hoe zit het met de meesters en juffen?

Wat zijn uw tips voor creativiteit? Deel het met uw collega's in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit of in de groep Cultuurplein op LinkedIn.

Melissa de Vreede,
Sr. projectleider Cultuureducatie

woensdag 26 maart 2014

Handen denken ook: over het belang van fijne motoriek



'Ze kunnen niks meer.' Het is een resolute uitspraak tijdens de rondleiding die we kregen door de werkplaats van het schitterende TextielMuseum in Tilburg. Kunnen kinderen nog wel met hun handen werken, is de vraag. 'Nee', luidt het korte antwoord van de rondleidster, tevens vakleerkracht textiel op een basisschool. Ze legt het uit aan de groep. Met name de fijne motoriek van jongens ziet ze schrikbarend achteruitgaan. Ze strikken geen veters meer, kunnen niet omgaan met een schaar, weten een potlood niet te hanteren.

De gasten – bezoekers van een internationale conferentie over het ambacht – hangen aan haar lippen. Want de kennis van haar vak is groot. Haar liefde voor het lesgeven ook. Haar boodschap duidelijk en herkenbaar. Bij al ons enthousiasme over 21st century skills en competenties dreigen we iets essentieels te verliezen: het geoefende gebruik van je handen. Om materialen te bewerken. Om gereedschap te gebruiken. Om daadwerkelijk te kunnen maken. Theorie, kennis en sociale competenties kunnen nooit de unieke ervaring vervangen van het werken met je handen.

Dat dit gevoel van verlies niets met nostalgie heeft te maken, heeft de Amerikaanse socioloog Richard Sennett uiteengezet in zijn boek De ambachtsman (2008). Hij hekelt daarin hedendaagse fenomenen als commercialisering, flexibilisering en het reduceren van kennis tot inwisselbare competenties. Daartegenover plaatst hij het ethos van het vakmanschap, de innerlijke drijfveer om iets zo goed of zo mooi mogelijk te maken. Hij pleit voor waarden als toewijding, precisie en geduld en roemt de diepe voldoening die het maken geeft. Die innerlijke zekerheid zet hij als bindende kracht tegenover de hedendaagse vluchtigheid.

Het boek van Richard Sennett is na zes jaar – een eeuwigheid in deze tijd – nog razend populair. En begrijpelijk: hoeveel mensen herkennen zich niet in de door hem gesignaleerde ondermijning van hun vakmanschap. Ook op de conferentie in Tilburg viel zijn naam geregeld. Maar pas in het hippe laboratorium van het Textielmuseum valt alles op zijn plaats. De modernste digitale technieken worden daar gecombineerd met duurzame liefde voor het materiaal en aandacht voor de handen.

Fijne motorische vaardigheid mag zich niet beperken tot de iPad. Zoals de Groningse beeldend kunstenares Bernadet ten Hove het zegt: handen denken ook. Wie het cultureel bewustzijn wil versterken, zet de kinderen maar beter dagelijks met hun handen aan het werk.

Wat vindt u? Moet er in het cultuuronderwijs meer aandacht komen voor werken met je handen? En hoe vindt u de balans tussen theorie en praktijk binnen Cultuureducatie met kwaliteit?
Ik lees graag uw reacties in de Groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn


Jan Jaap Knol
directeur van het Fonds voor Cultuurparticipatie

woensdag 19 maart 2014

Inspirerend: de tien lessen van Elliot Eisner


'The arts are fundamental resources through which the world is viewed, meaning is created and the mind developed' (Elliot W. Eisner)
In januari overleed een van de meest invloedrijke denkers over kunstonderwijs, Elliot Eisner, op tachtigjarige leeftijd. Voor Eisner was kunstonderwijs van het grootste belang voor de ontwikkeling van de denkvermogens van kinderen. Zijn werk blijft relevant voor het denken over de kwaliteit van kunstonderwijs.

Eisner werkte als adviseur en onderzoeker mee aan een grootscheeps landelijk programma voor beeldende vorming (Discipline-Based Art Education) waarin vier aspecten van kunst benadrukt werden: het maken, waarderen, begrijpen en beoordelen. Door dit type kunstonderwijs zouden kinderen de relaties tussen cultuur en kunst beter begrijpen en hun kunstzinnige competenties uitbreiden.

Als president van de National Art Education Association in de VS schreef Eisner een pamflet over de tien lessen die we leren van kunst. Deze lessen zijn ook zeer bruikbaar voor hen die in Nederland werken binnen het kunstonderwijs. Dit zijn ze.
  1. Van kunst leren kinderen om tot een goed oordeel te komen en betekenisvolle relaties te zien. Een groot deel van het schoolcurriculum gaat over de juiste antwoorden. Bij kunst gaat het om eigen oordeel boven regels.
  2. Van kunst leren kinderen dat problemen meer dan één oplossing kunnen hebben, en vragen meer dan één antwoord.
  3. Kunst biedt meervoudige perspectief. Een van de grootste lessen is dat er veel manieren zijn om de wereld te zien en er betekenis aan te geven.
  4. Van kunst leren kinderen dat complexe problemen oplossen niet kan met een vaststaand doel. Doelen veranderen onder invloed van omstandigheden en kansen. Leren van kunst vereist het vermogen tot improviseren.
  5. Kunst maakt kinderen duidelijk dat woorden en cijfers niet genoeg zijn om uit te drukken wat we weten. De grenzen van onze taal zijn niet de grenzen van ons denken.
  6. Van kunst leren kinderen dat kleine verschillen grote effecten kunnen hebben. Kunst handelt in subtiliteit.
  7. Van kunst leren kinderen denken in materiaal. Alle kunstvormen gebruiken middelen waarmee ideeën werkelijk worden.
  8. Van kunst leren kinderen zeggen wat niet gezegd kan worden. Ze moeten hun poëtische capaciteiten aanspreken om woorden te vinden om het gevoel dat kunst oproept uit te drukken.
  9. Kunst biedt een ervaring die kinderen op geen enkele andere manier meemaken. Door die ervaring ontdekken ze de reikwijdte en variëteit van wat ze kunnen voelen.
  10. De positie van kunst in het curriculum maakt kinderen duidelijk wat volwassenen belangrijk vinden.
Deze lessen zijn een korte samenvatting van de denkvormen die Eisner beschrijft in zijn zeer lezenswaardige boek The Arts and the Creation of Mind. U kunt ook op YouTube kijken naar zijn lezing: What Do the Arts Teach? Drie kwartier lang behandelt hij manieren waarop kunstzinnige denkprocessen en artistieke creatie bij kunnen bijdragen aan de verbetering van de onderwijspraktijk. Laten wij gebruik maken van de erfenis van deze wetenschapper én onderwijsliefhebber.

Herkent u de lessen van Eisner? Wat moet er volgens u gebeuren - in het programma Cultuureducatie met Kwaliteit - om deze lessen voor leerlingen en voor de onderwijspraktijk te laten slagen? Volgens Eisner zijn een stevig curriculum, een bekwame vakdocent en voldoende tijd voor artistieke productie onontbeerlijke voorwaarden. Laat weten wat u vindt in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn.

Vera Meewis
Medewerker Onderzoek & Monitoring








woensdag 12 maart 2014

Zonder geld geen aanbod voor cultuuronderwijs


Zijn er nog wel genoeg voorzieningen in gemeenten om in je vrije tijd te schilderen, boetseren, zingen, theater te maken, viool te spelen, te dansen of wat dan ook? Daar maakt Jet Bussemaker, onze minister van OCW, zich dusdanig zorgen over dat ze daar vorig jaar zomer samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een advies over vroeg aan de Raad voor Cultuur. Haar zorg kwam ook voort uit de bezuinigingen van de provincies en gemeenten op kunst en cultuur, waardoor er nogal wat instellingen in de knel komen, zich opnieuw moeten uitvinden of in een aantal gevallen ophouden te bestaan.

Vorige week donderdag werd het advies van de Raad, Meedoen is de kunst, gepresenteerd, met daarbij een publicatie met feiten, cijfers en beleidsmodellen van het LKCA. De Raad onderstreept in vijf aanbevelingen het belang van actieve kunstbeoefening in de vrije tijd. Weliswaar hebben gemeenten een grote mate van vrijheid om eigen keuzes te maken, maar, zegt de Raad, zorg wel voor goede basisvoorzieningen. Houd daarbij rekening met de gebruikers in verschillende leeftijdsfasen, die andere wensen en behoeften hebben. En: stimuleer experimentele vormen van kunstbeoefening, zorg voor informatie en waarborg de kwaliteit van de gehele sector van cultuureducatieve aanbieders.

Belangrijke vraag in deze is: kunnen culturele instellingen zonder subsidie voor kunstbeoefening in de vrije tijd de scholen nog wel voldoende van dienst zijn? Als we het over de gehele cultuureducatieve sector hebben gaat het immers om meer dan vrije tijd alleen. Het gaat ook over cultuuronderwijs! Wij hebben het dan over musea, muziekscholen, centra voor de kunsten, bibliotheken en schouwburgen, maar ook over eenlingen zoals zzp’ers en kunstdocentcollectieven, theatergezelschappen, muziekensembles en orkesten die naast werkzaamheden voor kunstbeoefening in de vrije tijd, ook taken vervullen voor het cultuuronderwijs in de basisschool.

En dat is waar het wringt. Want hebben deze instellingen dan nog wel voldoende deskundig personeel en genoeg divers cultuuraanbod? Berenschot wijst nu al op extra bezuinigingen na de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart. Het gaat om 80 miljoen euro extra op de 170 miljoen die sinds 2011 door de gemeenten bezuinigd zijn. De verwachting is overigens wel dat in veel gemeenten cultuur na de verkiezingen zijn plek behoudt in de collegeakkoorden. En er zijn ook gemeenten die hierin investeren zoals Helmond en Leiden.

Welke consequenties voor culturele instellingen voorziet u als er nog een bezuinigingsronde komt? Kunnen zij dan bijvoorbeeld nog wel ‘hun’ basisscholen vakinhoudelijk ondersteunen en cultuuraanbod leveren dat past in het curriculum van de scholen? Ik ontmoet u graag in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn.

Piet Hagenaars,
Senior Onderzoek LKCA