woensdag 30 oktober 2013

Creativiteit: meer dan een modewoord?






















Creatief, wie is het niet? We schrijven en we schilderen. Ook koken we creatief en vieren creatief vakantie. En onze eigen Johan Cruyff zegt dat voetbal voor creativiteit moet staan. Kortom, creativiteit staat overal centraal. Ook in het onderwijs? In de lokale programma’s Cultuureducatie met Kwaliteit krijgt het thema in elk geval veel aandacht.

Dat creativiteit belangrijk is, lijkt boven alle twijfel verheven. Het staat voor verbeeldingskracht en ons vermogen steeds nieuwe oplossingen te bedenken. En creativiteit is hard nodig. Niet alleen op het voetbalveld of in de keuken. Ook in de economie. Creativiteit wordt dé doorslaggevende factor bij ons internationale concurrentievermogen.

In een recent essay steekt Pascal Gielen de draak met alle positieve moraal rond creativiteit. Met een eigen variant op het scheppingsverhaal schetst hij een dystopisch beeld van een neoliberale samenleving die weliswaar de mond vol heeft van creativiteit, maar feitelijk geobsedeerd is door meetbaarheid en controlemechanismen. Een samenleving waar de middelmaat regeert en alles draait om aanpassingsvermogen en het afleren van kritische zelfstandigheid. 'Werkelijke creativiteit vereist daarentegen de mogelijkheid om zich op een eiland te kunnen terugtrekken', aldus Gielen.

Als er één les te halen is uit dit mooie essay, dan is het wel de waarschuwing om niet te makkelijk mee te zingen in een lofzang op de '21st century skills'. Want wat bedoelen we als we in het kader van Cultuureducatie met Kwaliteit zeggen dat creativiteit in het onderwijs belangrijk is? Wat mij betreft betekent het veel meer dan ruimte geven aan de verbeeldingskracht van kinderen. Het betekent ook dat we leraren vrijwaren van doorgeschoten nutsdenken. Dat we het onderwijs bevrijden van de marktlogica en weer zien als de plek bij uitstek waar kinderen de wereld kritisch en onafhankelijk leren beschouwen. Waar ze, om nog een keer Gielen aan te halen, mogelijkheidszin in plaats van werkelijkheidszin krijgen onderwezen. Kunst reikt hun daar het gereedschap voor aan.

De jaarlijkse Dag van de Cultuureducatie – dinsdag 5 november in Amsterdam – staat helemaal in het teken van creativiteitsontwikkeling van jonge kinderen. Er wordt een bomvolle zaal verwacht. Het is een dag bij uitstek om te markeren dat de roep om creativiteit geen modieuze prietpraat mag zijn. Laten we kinderen en leraren dat eiland geven! Kunstenaars zijn er graag te gast.

Welke lading heeft creativiteit binnen uw programma in het kader van Cultuureducatie met Kwaliteit? En hoe voorkomt u dat de roep om creativiteit geen modieuze prietpraat blijft? Ik ontmoet u graag in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn en kijk uit naar uw reacties!

Jan Jaap Knol
directeur Fonds voor Cultuurparticipatie

vrijdag 25 oktober 2013

Is de cultuurcoach nuttig of noodzakelijk?


Voor de helft van de cultuurcoaches heeft de introductie van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit invloed op hun werkzaamheden, blijkt uit een inventarisatie die het LKCA vlak voor de zomer uitvoerde.

Gemeenten draaien iedere eurocent drie keer om voordat hij wordt uitgegeven en dat geldt zeker voor de ambtenaren die zich met welzijn en met cultuur bezighouden. Er zijn dan wel landelijke regelingen in het leven geroepen, zoals Cultuureducatie met Kwaliteit en de Brede Impuls Combinatiefuncties voor de financiering van combinatiefunctionarissen - onder wie de cultuurcoaches - maar deze subsidies moeten altijd gematcht worden. Dus ook de gemeente moet erin investeren. Op zich logisch, want zonder lokaal commitment is de kans van slagen kleiner. Maar waar haalt een gemeente dat geld vandaan? De meeste potjes die in aanmerking komen, zijn al helemaal afgeroomd.

Het is dus niet verwonderlijk dat driekwart van de cultuurcoaches laat weten dat hun contract eind dit jaar of eind 2014 afloopt. Een aantal van hen blijft de functie uitvoeren, maar dan als ZZP’er. Op het moment van ondervraging had de gemeente hun contract al beëindigd. Maar er zijn ook gemeenten waar cultuurcoaches juist een duidelijke rol hebben gekregen in het kader van de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit. En die keuze ligt eigenlijk heel erg voor de hand. Want is de belangrijkste taak van de cultuurcoach niet een brug te vormen tussen onderwijs en cultuur?

Janneke Meijer is zo'n cultuurcoach in de gemeente Hellendoorn in Overijssel. Daar heeft zij vijf pilotscholen geholpen bij het formuleren van hun vraag. De scholen hebben gekozen voor het verbinden van taal en drama, met Theater The Young Ones als belangrijke samenwerkingspartner. Bedoeling is dat de activiteiten lesstofvervangend en vakoverstijgend zijn. Voor haar en haar scholen werkt de keuze die de gemeente maakte.

Sommige cultuurcoaches die een rol hebben in de regeling, ondervinden dat het accent van hun werkzaamheden erg op binnenschoolse cultuureducatie is komen te liggen en dat gaat ten koste van de verankering in de wijk. 'De gelden uit de regeling geven minder gelegenheid om een en ander te koppelen aan buitenschoolse cultuureducatie.' Toch zijn de cultuurcoaches over het algemeen positief over de regeling. 'Dat de nadruk wordt gelegd op kwaliteit is goed en bovendien hard nodig', zegt een van hen.

Vindt u ook dat cultuurcoaches een belangrijke rol zouden moeten spelen in de lokale vormgeving van het cultuureducatiebeleid, of kunnen scholen en culturele instellingen net zo goed zonder intermediair? In de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn kunt u uw opvattingen delen.

Melissa de Vreede,
Senior projectleider cultuureducatie

Foto: Maaike Slingerland

woensdag 23 oktober 2013

Finland. Wat maakt het verschil?



Ik heb iets met Finland. Tijdens mijn studie heb ik vijf maanden gestudeerd aan de Universiteit van Helsinki. Wat heb ik toen veel moois gezien! Bovenstaande foto is genomen boven de poolcirkel in Lapland. Van het Finse onderwijssysteem, en hoe succesvol dat is, had ik toen geen weet. Maar Finland is al sinds 2000 het best scorende Europese land in het PISA onderzoek van de OESO. Hoe dat zo gekomen is, beschrijft Pasi Sahlberg in zijn boek Finnish Lessons. Er is zelfs een Nederlandse website bij het boek, waar Sahlberg laat zien wat Nederland van het Finse onderwijs kan leren.

Ook Jan van den Akker, directeur van SLO, roemde in LRPLN 11 de hoog opgeleide en zeer gemotiveerde Finse leraren. Wel vond hij het nodig het Finse succesverhaal te nuanceren, want … Finland kent een nationaal curriculum van wel 320 bladzijden, dat iedere tien jaar herzien wordt, gestoeld is op een stevige theoretische basis en in hoge mate structureert wat er in Finse scholen geleerd wordt. Toch zeggen leraren zich mede-eigenaar te voelen van dat curriculum en de professionele ruimte te ervaren om dit naar eigen inzicht uit te voeren.

Onlangs sprak ik twee medewerkers van de SLO van Finland; Mikko Hartikainen en Eija Kauppinen. Van hen begreep ik dat kinderen in Finland pas vanaf 7 jaar naar de basisschool gaan en daar tot hun 16e jaar blijven. Maar ik leerde vooral dat er veel tijd is ingeruimd voor de kunstvakken in het curriculum. In de jaren 1 t/m 4 totaal 12 uur per week, verdeeld over muziek (4), visuele cultuur (4) en handvaardigheid (4). In de jaren 5 t/m 9 is dat zelfs 14 uur. Dans is dan nog onderdeel van gym en drama van Fins en literatuur.

In Nederland is niet voorgeschreven hoeveel uur er aan elk vak moet worden besteed. Op basis van monitoronderzoek weten we dat er ongeveer 7 uur per week aan kunst- en cultuureducatie wordt gedaan. De onderwijsinspectie constateerde onlangs dat de kunstvakken en gym tijd hebben ingeleverd ten gunste van wereldoriëntatie. Een groot verschil dus met de Finse situatie.

Er is ook een overeenkomst. In Finland maken leerkrachten op lokaal niveau eigen curricula die gebaseerd zijn op het nationale curriculum. In diverse gemeenten zijn er leerlijnen voor kunst ontwikkeld als aanvulling op het nationale curriculum, onder meer met behulp van culturele instellingen. Dit lijkt veel op de huidige situatie in Nederland. Bij ons wordt op kleine schaal, in partnerschappen, gewerkt aan innovatie en verdieping van kunstcurricula. Deze vullen het landelijk leerplankader van SLO dat in 2014 beschikbaar komt aan.

In Finland financieren gemeenten het onderwijs voor ongeveer vijftig procent. Zij bepalen mede de prioriteiten van scholen in hun regio. Zij kunnen bijvoorbeeld subsidie verlenen om gespecialiseerde kunstvakleerkrachten in te zetten in de laatste jaren van het basisonderwijs. Dit is weer heel anders dan in Nederland. Bij ons hebben gemeenten niet zo veel invloed.

Wat zeggen deze verschillen en overeenkomsten ons? Wordt de kwaliteit van kunsteducatie beter als er voorgeschreven uren zijn voor de kunstvakken in een nationaal curriculum? Als scholen in Nederland minder autonomie zouden hebben? En gemeenten een meer sturende rol?

Is de situatie in Finland inderdaad eentje om met gepaste jaloezie naar te kijken? Ik wissel graag met u van gedachten in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn.

Vera Meewis
Projectmedewerker Onderzoek & Cultuureducatie

woensdag 16 oktober 2013

Schoolbestuur, pak de regie nu eens…



Scholen moeten zelf de regie voeren als het om cultuureducatie gaat. Een stevige uitspraak van Onderwijsraad en Raad voor Cultuur en zo staat het ook in hun gezamenlijke advies. Als school moet je dus zelf zorgen voor deskundige leerkrachten voor de lessen in de kunstvakken. Ook geef je het kunstonderwijs niet helemaal uit handen aan professionals van buiten de school, zoals centra voor de kunsten, culturele instellingen of kunstenaarscollectieven.

Als je er wat langer over nadenkt doen beide Raden een opvallende uitspraak die niet van toepassing lijkt op andere schoolvakken. Wordt scholen gevraagd om bij taal en rekenen zelf de regie te voeren? Ik dacht het niet. Op alle mogelijke manieren bemoeien Rijksoverheid en Onderwijsinspectie zich daarmee, zowel in bestuursakkoorden met de PO-Raad als met verbetertrajecten voor taalzwakke en rekenzwakke scholen. Ik zou het toejuichen als dit soort betrokkenheid er ook zou zijn voor het leergebied kunstzinnige oriëntatie.

Voor alle schoolvakken geldt dat de regie bij de schoolbesturen ligt. Elke vier jaar stelt het bestuur van een school een schoolplan op waarin beschreven staat hoe de kwaliteit van het onderwijs bewaakt en verbeterd wordt. Verder beschrijft het plan het onderwijskundig beleid en het personeelsbeleid, dat door bovenschoolse directeuren en schoolleiders met hun leerkrachten wordt vormgegeven en uitgevoerd.

Hoewel veel schoolbesturen zeggen dat cultuureducatie belangrijk is voor de persoonlijke en creatieve ontwikkeling van kinderen, beschrijven zij hun ambities hiervoor niet in hun schoolplannen. Schoolbesturen houden zich vaak afzijdig van kunstzinnige oriëntatie onder het mom van 'vrijheid aan de scholen'. Dit blijkt ook uit de gesprekken die de webredactie cultuurcoördinator hierover onlangs met zeven schoolbesturen voerde. Je zou dat eens met rekenen en taal moeten durven!

Toch zie ik ook flinke lichtpuntjes als het om schoolbesturen en cultuureducatie gaat. Een mooi voorbeeld trof ik vorige week bij de Limburgse stichting Cultuurpad. Vijf besturen met samen tachtig basisscholen bieden brede ontwikkelingskansen voor kinderen van 0 tot 14 jaar. Onder schooltijd is er voor cultuureducatie een structurele plek in het basisonderwijs, en na schooltijd zijn er dagarrangementen en activiteiten voor theater, beeldende kunst, erfgoed, muziek, dans, techniek, media, literatuur, natuur, sport en spel. Cultuurpad wil hiermee kinderen een basis meegeven ‘die verder reikt dan de cultuur op zich’. Deze schoolbesturen durven te zeggen dat cultuur kinderen sterker maakt, en willen dat in hun beleid dan ook vorm geven.

Schoolbesturen moeten in hun schoolplannen vastleggen dat zij de kunstvakken kwalitatief goed verzorgen. Zij moeten leerkrachten professionaliseren en in sollicitatiegesprekken aan de orde stellen of de sollicitant goed is in het doceren van een kunstvak om daar hun benoeming ook van af te laten hangen. Gaat dit te ver of juist helemaal niet? Ik lees graag uw visie hierop in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn.

Piet Hagenaars,
Senior Onderzoek LKCA

woensdag 9 oktober 2013

Onbekend maakt onbemind



Als je basisscholen vraagt naar samenwerkingspartners voor cultuureducatie op school, dan zullen ze niet snel amateurkunstenaars noemen. Waarom zouden ze ook, er zijn immers al genoeg professionele aanbieders zoals kunstenaars, musea, podiumkunstinstellingen, centra voor de kunsten. Bovendien, je weet vaak niet wat de kwaliteit is van de bijdrage van amateurkunstenaars – soms ouders van leerlingen - zoals blijkt uit de recente discussie in het netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

Toch zijn er scholen die bewust kiezen voor het amateurkunstveld bij de invulling van muziek-, dans-, theater- of erfgoedlessen op school. Zij vinden het belangrijk dat hun leerlingen hun eigen culturele omgeving kennen en die bestaat nu eenmaal vaak uit amateurkunstverenigingen. Professionele kunstinstellingen zijn lang niet overal in de buurt. Bovendien zijn amateurkunstenaars vaak vol passie met hun kunst bezig. Lage kosten en beschikbaarheid (geen reistijd en reiskosten) zijn ook – minder inhoudelijke maar wel zeker belangrijke – redenen voor scholen.

Vorige week woensdag sprak ik op een expertmeeting, georganiseerd door het LKCA, met enkele van deze scholen, hun samenwerkingspartners uit het amateurkunstveld en met bemiddelaars zoals cultuurcoaches en marktplaatshouders. Stuk voor stuk bevlogen mensen die graag een kwaliteitsimpuls willen geven aan cultuureducatie in het basis- én voortgezet onderwijs door amateurkunst met cultuureducatie te verbinden. En daarin staan ze niet alleen. Al in 2006 schreven de Raad voor Cultuur en de Onderwijsraad in hun gezamenlijke advies Onderwijs in cultuur dat de inbreng van amateurs van belang is voor cultuureducatie, omdat amateurkunstenaars ‘het plezier van het doen kunnen overdragen’.

Als scholen samen willen werken met het amateurkunstveld moeten er nog wel heel wat knelpunten worden opgelost. Zoals bijvoorbeeld de concurrentie die centra voor de kunsten en andere professionals ervaren met amateurkunstverenigingen. Daarnaast moet de kennis die beide partijen van elkaar hebben sterk verbeteren: het onderwijs weet te weinig van lokale aanbieders in de nabijheid van de school en de amateurkunstsector te weinig van het onderwijs. Leuk om te noemen in dit verband is dat Markant in Apeldoorn in de aanvraag voor de matchingsregeling Cultuureducatie met Kwaliteit scholingstrajecten ontwikkelt voor georganiseerde en ongeorganiseerde amateurkunstenaars om hen over de school te informeren.

Het programma Cultuureducatie met Kwaliteit biedt nog meer oplossingen voor een aantal knelpunten. Zoals deskundigheidsbevordering van leerkrachten: maak hen meer bewust van hun nabije culturele omgeving en van de kwaliteit ervan. En deskundigheidsbevordering van culturele instellingen: maak hen bewust van de win-winsituatie van samenwerken met amateurs. Het is toch mooi als de culturele ontwikkeling van kinderen en jongeren mede gestimuleerd wordt door kunstzinnige ouders, familieleden, vriendjes en vriendinnetjes of buurtgenoten? Zo zien ze met eigen ogen dat kunst en cultuur voor iedereen een zinvolle vrijetijdsbesteding kan zijn.

Ik start met u geen nieuwe discussie over de kwaliteitsvraag, deze wordt immers al gevoerd. Mijn nieuwsgierigheid gaat uit naar wat u de meerwaarde vindt van samenwerkingsverbanden tussen scholen en de amateurkunstsector. Praat u ook mee in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn over de (on)mogelijkheden?

Marie-José Kommers
Projectleider cultuureducatie

woensdag 2 oktober 2013

Is goed cultuuronderwijs ook speerpunt van onderwijsbeleid?



Een aanzienlijke groep sociaaldemocraten en liberalen heeft er weinig moeite mee dat sommige kinderen in Nederland opgroeien in een geestelijke monocultuur, die in stand wordt gehouden door de vrijheid van onderwijs.
Mark van de Velde (Teldersstichting, Wetenschappelijk Bureau VVD), Boekman 95


Aan het eind van het afgelopen schooljaar kregen mijn oudste twee kinderen (5 en 8) van hun jufs een cd mee met liedjes die ze dat jaar hadden gezongen en geluisterd. Een leuk gebaar en een leuke afleiding voor de lange rit over de Franse autoroute naar onze vakantiebestemming. Maar ook een aardige impressie van muziekonderwijs anno 2013. En wel op een goed aangeschreven basisschool in een keurig buitenwijkje van Utrecht, waarvan jaarlijks het overgrote deel uitstroomt naar havo/vwo. Een school die aan drama, tekenen, handvaardigheid en museumbezoek doet, en dus ook aan muziek en zingen. In groep 4 was blijkbaar een gevarieerde verzameling van grappige en creatieve melodietjes en teksten de revue gepasseerd, so far so good. De cd van de kleutergroep daarentegen bevatte twintig platte Nederlandstalige carnavals-, ski- en andere hitjes, met naar dubbelzinnigheid neigende teksten die ik met stijgende verbazing en irritatie aanhoorde: ‘Alle 20 Fout’. Willen wij onze kleuters hiermee laten kennismaken, is dit goed voor hun ontwikkeling, voegt dit iets toe?

Misschien een incident. Of illustreert het de huidige stand van het Nederlandse cultuuronderwijs? Het cultuureducatieve aanbod in ons onderwijs is versnipperd en vrijblijvend, hangt teveel van toevalligheden en goede bedoelingen af, en is vaak het resultaat van te weinig visie, programmering, samenhang en sturing. Goede zaak dus dat scholen en leerkachten nu door het programma Cultuureducatie met Kwaliteit ondersteund worden. Maar zijn we er daarmee?

Als je de kwaliteit van cultuuronderwijs structureel wil verbeteren, dan past het de rijksoverheid niet zich 'terughoudend' op te stellen voor andere opdrachten dan de taal- en rekenopdracht (zoals de Kwaliteitsagenda PO 'Scholen voor morgen' zegt). Als cultuuronderwijs een ‘absoluut speerpunt’ van het huidige sociaal-liberale cultuurbeleid is (Bussemaker, in Boekman 95), waarom dan toch zo huiverig voor ‘weer allemaal verplichtingen’ (Bussemaker, in Volkskrant 13-06-2013)? Is (de kwaliteit van) cultuuronderwijs ook wel een speerpunt van het onderwijsbeleid?

In de Wet op het primair onderwijs is toch niet voor niets een leergebied kunstzinnige oriëntatie (met kerndoelen 54, 55, 56) opgenomen. Pas als goede cultuuroverdracht een even essentiële opdracht aan het onderwijs is als die voor taal en rekenen, zullen scholen en leerkrachten er ook voldoende tijd, middelen en prioriteit aan (kunnen) geven. Alle leergebieden dragen immers bij aan een veelzijdige algemene ontwikkeling van kinderen en aan waardevolle kennis en vaardigheden die ze nu en later nodig kunnen hebben.

Het heeft er veel van weg dat de traditionele vrijheid van onderwijs het realiseren van meer kwaliteit in de weg staat. Bij goed cultuuronderwijs gaat het er niet alleen om dát kinderen in aanraking komen met beelden, muziek, dans, drama en erfgoed, maar ook om hóe en met wélke. Dat betekent niet dat overheid en onderwijs - heel on-liberaal – moeten voorschrijven wat goede uitingen van kunst en cultuur zijn. Wél zou onderwijs de blik moeten verbreden, en moeten aanzetten tot nadenken over wat goede en waardevolle kunst en cultuur is. Kinderen zouden op school ook andere uitingen en culturen moeten leren kennen, dan die waarmee ze thuis én via de massamedia al in aanraking komen. De dreigende monocultuur is vooral die van de grootste gemene deler van de amusementsindustrie. En is vorming en‘verheffing’ niet inherent aan alle onderwijs?

Mag de kwaliteit van cultuuronderwijs ten koste van de vrijheid van onderwijs gaan? Moet de rijksoverheid zich hierin minder terughoudend opstellen? Cultuuronderwijs mag dan een speerpunt zijn in het cultuurbeleid, maar is het ook speerpunt van onderwijsbeleid? Dilemma’s waarover ik graag met u van gedachten wissel in het netwerk Cultuureducatie of in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn.

Michiel de Wit,
Communicatieadviseur LKCA