woensdag 9 oktober 2013

Onbekend maakt onbemind



Als je basisscholen vraagt naar samenwerkingspartners voor cultuureducatie op school, dan zullen ze niet snel amateurkunstenaars noemen. Waarom zouden ze ook, er zijn immers al genoeg professionele aanbieders zoals kunstenaars, musea, podiumkunstinstellingen, centra voor de kunsten. Bovendien, je weet vaak niet wat de kwaliteit is van de bijdrage van amateurkunstenaars – soms ouders van leerlingen - zoals blijkt uit de recente discussie in het netwerk Cultuureducatie op LinkedIn.

Toch zijn er scholen die bewust kiezen voor het amateurkunstveld bij de invulling van muziek-, dans-, theater- of erfgoedlessen op school. Zij vinden het belangrijk dat hun leerlingen hun eigen culturele omgeving kennen en die bestaat nu eenmaal vaak uit amateurkunstverenigingen. Professionele kunstinstellingen zijn lang niet overal in de buurt. Bovendien zijn amateurkunstenaars vaak vol passie met hun kunst bezig. Lage kosten en beschikbaarheid (geen reistijd en reiskosten) zijn ook – minder inhoudelijke maar wel zeker belangrijke – redenen voor scholen.

Vorige week woensdag sprak ik op een expertmeeting, georganiseerd door het LKCA, met enkele van deze scholen, hun samenwerkingspartners uit het amateurkunstveld en met bemiddelaars zoals cultuurcoaches en marktplaatshouders. Stuk voor stuk bevlogen mensen die graag een kwaliteitsimpuls willen geven aan cultuureducatie in het basis- én voortgezet onderwijs door amateurkunst met cultuureducatie te verbinden. En daarin staan ze niet alleen. Al in 2006 schreven de Raad voor Cultuur en de Onderwijsraad in hun gezamenlijke advies Onderwijs in cultuur dat de inbreng van amateurs van belang is voor cultuureducatie, omdat amateurkunstenaars ‘het plezier van het doen kunnen overdragen’.

Als scholen samen willen werken met het amateurkunstveld moeten er nog wel heel wat knelpunten worden opgelost. Zoals bijvoorbeeld de concurrentie die centra voor de kunsten en andere professionals ervaren met amateurkunstverenigingen. Daarnaast moet de kennis die beide partijen van elkaar hebben sterk verbeteren: het onderwijs weet te weinig van lokale aanbieders in de nabijheid van de school en de amateurkunstsector te weinig van het onderwijs. Leuk om te noemen in dit verband is dat Markant in Apeldoorn in de aanvraag voor de matchingsregeling Cultuureducatie met Kwaliteit scholingstrajecten ontwikkelt voor georganiseerde en ongeorganiseerde amateurkunstenaars om hen over de school te informeren.

Het programma Cultuureducatie met Kwaliteit biedt nog meer oplossingen voor een aantal knelpunten. Zoals deskundigheidsbevordering van leerkrachten: maak hen meer bewust van hun nabije culturele omgeving en van de kwaliteit ervan. En deskundigheidsbevordering van culturele instellingen: maak hen bewust van de win-winsituatie van samenwerken met amateurs. Het is toch mooi als de culturele ontwikkeling van kinderen en jongeren mede gestimuleerd wordt door kunstzinnige ouders, familieleden, vriendjes en vriendinnetjes of buurtgenoten? Zo zien ze met eigen ogen dat kunst en cultuur voor iedereen een zinvolle vrijetijdsbesteding kan zijn.

Ik start met u geen nieuwe discussie over de kwaliteitsvraag, deze wordt immers al gevoerd. Mijn nieuwsgierigheid gaat uit naar wat u de meerwaarde vindt van samenwerkingsverbanden tussen scholen en de amateurkunstsector. Praat u ook mee in de groep Cultuureducatie met Kwaliteit op LinkedIn over de (on)mogelijkheden?

Marie-José Kommers
Projectleider cultuureducatie

Geen opmerkingen:

Een reactie posten